Sterke leiders

Charmante leider verhult politieke machteloosheid

Westerse democratieën

Vroeger stemden burgers vooral op een partij, nu overwegend op een persoon. Politici als Macron in Frankrijk en Schulz in Duitsland bieden de illusie dat zij als sterke leider de oplossing zijn. Caroline de Gruyter over de ‘personalisering’ van de macht.

Door onze correspondent Caroline de Gruyter
Toen de Oostenrijkse conservatieve regeringspartij ÖVP een paar jaar geleden vers bloed nodig had, maakte ze de toen 27-jarige Sebastian Kurz minister van Buitenlandse Zaken. Kurz is met afstand de populairste politicus van Oostenrijk. Hij is toegankelijk en vliegt met lijnvliegtuigen in plaats van een duur regeringstoestel. Dat spreekt burgers aan die kritiek hebben op de gepriviligeerde politieke klasse. Tegelijkertijd runt Kurz het ministerie als een republiekje. Hij promoot zichzelf druk op tv en Facebook, en vindt altijd tijd naast Oekraïense tanks of liggend op een boomtak voor damesbladen te poseren. Met harde stellingnames over Turkije en immigratie probeert hij zijn grootste concurrent – de socialistische premier Christian Kern – te passeren, met het oog op parlementsverkiezingen dit of volgend jaar. Toch is Kurz er ondanks zijn populariteit niet in geslaagd zijn partij van haar futloze, oubollige imago te ontdoen. De ÖVP daalt al jaren gestaag in de peilingen.

Dit is zomaar een Oostenrijks voorbeeld van een breder verschijnsel dat je in veel westerse democratieën ziet: de personalisering, of ‘presidentialisering’, van de macht. Vroeger stemden burgers vooral op een partij, nu stemmen ze overwegend op een persoon. Partijen, die lang garant stonden voor een inhoudelijke lijn en collectiviteit (ze vertegenwoordigden bepaalde groepen in de maatschappij en gaven hun een stem in het parlement), zien hun rol in de politiek slinken. Politici worden steeds prominenter. Anders dan de partijen proberen zij de kiezer vaak niet meer te overtuigen met inhoudelijke boodschappen of programma’s, maar meer met charisma, gedrag, een paar slogans en een sterke nadruk op één, hooguit twee issues. Zo’n persoon brengt de kiezer soms in vervoering zoals een partij dat zelden meer kan. Neem Martin Schulz, die na zijn terugkeer uit Brussel de steun voor de Duitse socialistische SPD bijna verdubbelde: van amper 20 procent naar ruim 30 procent. Neem de Franse presidentskandidaat Emmanuel Macron, die zijn populariteit deels ontleent aan het feit dat hij niet bij een gevestigde partij hoort (en zelf aan het hoofd staat van een beweging). Ook Jean-Luc Mélenchon, die uit de brokstukken van linkse partijen en beweginkjes de nieuwe beweging La France Insoumise smeedde, brengt met zijn ongelooflijke retorische talenten almaar meer mensen op de been. „Ik ben hier niet om een partij”, zei een bezoeker van zijn campagnebijeenkomst in Lille vorige week (12.000 man), „maar vanwege zijn persoon.” En dat GroenLinks in Nederland vier keer zo veel zetels haalde als bij de vorige verkiezingen, wordt grotendeels op het conto van Jesse Klaver geschreven.

Hitler en De Gaulle

Dat charismatische politici hun partij aan een klinkende overwinning helpen, is op zich niets nieuws. De huidige Trudeaumania in Canada is een replay van 1968 – alleen had Justins vader Pierre toen de hoofdrol. Wel nieuw is het feit dat partijen een andere rol spelen in de politiek dan destijds. Dat komt deels door de opkomst van de sociale media die, meer dan de tv, bij uitstek een platform zijn waarop personen – niet partijen – gedijen. Maar Hitler of De Gaulle brachten mensen ook in vervoering, lang voordat er sociale media bestonden. Een belangrijker verklaring is dat de democratie zelf ingrijpend aan het veranderen is, en daarmee de rol van partijen. Dat komt doordat de wereld verandert.

Een partij die in de jaren zestig of zeventig de verkiezingen won, kon grote impact hebben op de koers van het land. Wall Street, Chinese investeerders of de Eurogroep hadden er geen invloed op. Veel van wat een partij beloofde, kon ze uitvoeren. Bij verkiezingscampagnes waren toen stevige, inhoudelijke discussies tussen partijen mogelijk die je nu nauwelijks meer hebt, over hoe de maatschappij moest worden ingericht. Degene die de verkiezingen won, voerde zijn programma uit.

Toen François Mitterrand in 1981 Frans president werd, nationaliseerde hij in één klap grote bedrijven. Hij kreeg daar snel spijt van. Maar een nieuwe president anno 2017 zou zoiets nu niet eens in zijn hoofd halen: ‘de markten’ straffen je keihard af. Nu wordt er niet meer uit overtuiging geprivatiseerd en bezuinigd, maar ook vanwege de markten. Landen zijn ingekapseld in internationale geldstromen en onderlinge afspraken binnen de G20, OESO en IMF. Regeringen hebben daardoor minder vrijheid van handelen. Ze kunnen nog veel beloven, maar de uitvoering wordt steeds problematischer.

Tijdens de eurocrisis beloofden de Griekse conservatieven en socialisten hun kiezers hemel en aarde – maar degene die in de regering kwam, zag zich gedwongen het beleid van de vorige regering voort te zetten. Het land zat immers in de eurozone. Het moest regels respecteren die het zelf had aanvaard en contracten (voor leningen) die het zelf had afgesloten. De kiezer raakte teleurgesteld, wendde zich van de twee partijen af en hielp de frisse, goedgebekte Alexis Tsipras met zijn linkse beweging Syriza aan de macht. Al na een paar maanden bleek dat ook Tsipras, ondanks zijn fraaie ideeën, het bestaande beleid moest voortzetten – als hij tenminste in de eurozone wilde blijven en zijn land de pariastatus wilde besparen.

De Amerikaanse senator John McCain zei grote moeite te hebben met de personalisering van de verkiezingen. „Je kunt clashen over een thema, even goede vrienden. Als je vooral botst over karakter en integriteit, heb je lange tijd nodig voor je weer door één deur kunt.”

Ook bij de Franse verkiezingen wordt met modder gegooid. De race draaide altijd om personen maar die hingen aan een partij. Nu niet altijd meer. Dat stelt de persoon in staat zichzelf centraal te stellen bij de campagne. Net als Donald Trump zit hij minder vast aan een partijlijn – de partij, als er al een is, voegt zich naar hém.

Quick fix

Volgens de Israëlische politicoloog Gideon Rahat, die de personalisering van de macht in 25 landen onderzocht (nummer 1: Israël, 2: Italië) leidt het verdwijnen van die inhoudelijke discussie tot de illusie dat ‘een sterke leider een quick fix kan bieden voor complexe problemen’. Politieke ontwikkelingen in Israël, de Verenigde Staten, Polen en Hongarije tonen aan dat zo’n quick fix vaak gepaard gaat met sterke nationalistische impulsen ( America First) en een sterke nadruk op veiligheid (hekken in Hongarije; een obsessie met Iran in Israël).

In Le bon gouvernement ( 2015) wijdt de Franse historicus Pierre Rosanvallon een hoofdstuk aan de personalisering in de politiek. Hjj ziet dit als symptoom van grote, onderaardse verschuivingen in het democratische bestel. Hij onderscheidt ‘verkiezingsdemocratie’ en ‘democratie van de actie’. Met de eerste gaat het goed: in veel Europese landen gaan burgers regelmatig stemmen. De verkiezingsdemocratie, die draait om beloften, moedigt ‘people- isatie’ aan. In verkiezingstijd zie je alleen gezichten en namen van lijsttrekkers op billboards – partijen hebben zelden billboards meer. De slogans zijn veelbelovend, maar vaag. Dezelfde kreten – ‘meer veiligheid’, ‘voor een betere toekomst’ – duiken in diverse landen op. Met het tweede deel van de democratie, de ‘actie’, gaat het volgens Rosanvallon minder goed. Dit was domein van partijen. Eenmaal aan de macht moesten zij de slogans in wetten en beleid omzetten. Daarvoor zijn goede plannen nodig, capabele en ervaren mensen, solide voorbereiding, en politieke manoeuvreerruimte. Aan al deze factoren schort het nu. De wereld is complex en voor veel politici moeilijk te doorgronden. Wat is de invloed van carpoolen op de werkgelegenheid in de toekomst? Hoe moet de NAVO met Rusland omgaan? Roept u maar.

Vroeger probeerden partijen vanuit het parlement hun ideeën vertaald te krijgen in beleid. Nu die partijen kleiner worden en er in steeds meer landen coalitieregeringen zijn, zijn ze vooral bezig de regering te stutten. In plaats van hun kiezers bij de uitvoerende macht te vertegenwoordigen, verdedigen ze het beleid van de uitvoerende macht bij de kiezer. Controle op de regering laten ze zitten. Daarom zweeg de PvdA als VVD-minister Van der Steur in opspraak kwam. Daarom houdt de Oostenrijkse ÖVP de socialisten de hand boven het hoofd – ze regeren samen. Ze haten elkaar, maar kunnen niet zonder elkaar. Alles liever dan de macht verliezen. Geen wonder dat de partij het van personality’s moet hebben, niet van ideeën.

Ooit belichaamde de democratie onpersoonlijkheid. De wet stond boven alles. Het hart van de democratie was het parlement, de wetgevende macht. De regering was een uitvoerend orgaan. Nu is het omgedraaid. De regering is de centrale macht. Het parlement verliest macht. Partijen ook. De macht draait steeds meer om personen. Regeren is overleven geworden, overleven voor één persoon. Geen partij komt hem redden. Wie de macht heeft, gaat dus ver om haar te houden.

In die zin passen leiders als de Hongaar Viktor Orbán en Donald Trump perfect in de trend. Zij spelen op de man, niet op de bal. Ze beschouwen tegenstrevers als vijanden, die moeten worden uitgeschakeld: ‘ Lock her up! ’ Hoe ver anderen willen gaan, gematigde politici zoals Sebastian Kurz, blijft voorlopig afwachten.