Deventer en de Turken

A.F.C. Koch, bibliothecaris Athenaemumbibliotheek Deventer

De Christenwereld houdt de adem in. Aan Europa’s zuidoostkaap klemt een
Turks leger de stad Constantinopel in een dodelijke greep. We schrijven 1453.
Eens, lang geleden, heerste de keizerin aller steden over grote delen van
Europa, Azië en Afrika. Het rijk van Constantinopel en van keizer Constantijn was in staatsvorm en materiele cultuur de erfgenaam van het antieke Rome; in zijn geestelijke cultuur en zijn officiële taal wortelde het nog in de Griekse oudheid.
Vrijwel alles heeft keizer Constantijn verloren. Duizenden heidense Turken staan voor zijn eerste en laatste stad. Ook de Turken beschouwen Constantinopel als de stad der steden.
Al sinds 5 april 1453 is Mehmet II doende de eeuwige stad te wurgen. Keizer Constantijn, zijn 6000 krijgers en verdere onderdanen zijn de uitputting nabij.
Op dinsdag 29 mei is het zover. De dag is amper anderhalf uur jong, of alle
kerkklokken slaan alarm. Binnen enkele minuten zindert de lucht van
klokgebeier. Angstklokken midden in de nacht. Met trommelslag en
trompetgeschal is Mehmet de aanval begonnen. Daar waar de muur beurs is
geschoten volgt de ene golf Turken op de andere. De keizer in hoogsteigen
persoon loopt de Turkse indringers tegemoet. Men heeft hem nooit meer terug gevonden. Mehmet gunt zijn troepen een ruime plunderpauze. Laat in de middag verschijnt de sultan zelf, te paard, geflankeerd door zijn Janitsaren. De witte tulband voor op zijn hoofd geschoven nadert hij de kathedraal der Heilige Wijsheid. Onder de machtige gouden koepel, waar nog de wierook hangt van de laatste mis, gelast hij de beëindiging van de plundering. Hij decreteert dat de
grootse kerk ter wereld voortaan moskee is.


Het bericht van de val van Constantinopel bereikt het avondland precies een maand later, op 29 juni 1453. Een week later weet ook de paus dat het ‘tweede Rome’ in handen is van de ‘valse profeet Mehmet’. Paus Nicolaas V weet wat hem te doen staat: een heilige oorlog zal hij uitroepen; een kruistocht. Twaalf weken later roept hij de koningen en prinsen van het westen op tot een kruisoorlog tegen Mehmet, de voorbode van de Antichrist. Vooral op Filips de Goede, hertog van Bourgondië, heeft Nicolaas zijn hoop gevestigd. De Grote Hertog van het westen wordt aangewezen als de bevechter van de Grote Turk van het oosten Filips de Goede, heer van Bourgondië en van het rijkste deel der Nederlanden, is gevleid dat de paus juist hem tot kruistochtleider heeft verkozen. Filips beveelt een geldinzameling voor het hoge doel. Elk graafschap moet een flinke som geld opbrengen waarmee hij een sterk leger kan vormen.


In het begin van 1455 sterft Nicolaas. De Spanjaard die hem als Caixtus III
opvolgt is geen geduldig mens. Hij zweert alle krachten te zullen inzetten, zelfs zijn eigen bloed, om Constantinopel te heroveren op ‘de duivelse sekte van Mehmet’. De nieuwe paus draagt de Christenvorsten op, in het voorjaar van 1456 aan te treden voor de kruistocht. Intussen zit ook sultan Mehmet niet stil en loopt Athene onder de voet. Andermaal doet Rome een dringend beroep op de Grote Hertog. Een pauselijk legaat ontmoet Filips in diens meest noordelijke graafschap, Holland. Maar dat treft even slecht. Filips’ gedachten zijn ver van de Turken. Hij beraamt een aanslag op het naburige Utrecht. Daar staat de
bisschopzetel vacant. Filips heeft zijn bastaardzoon David naar voren geschoven als kandidaat bisschop. Maar de Utrechtse prelaten en kanunniken hebben hun keus doen vallen op een ander: Gijsbert van Brederode. Met kanongebulder en geldgerinkel maakt Filips ruim baan voor zijn zoon David. Op 3 augustus 1456 trekt de dertigjarige de stad Utrecht binnen als landsheer van zowel het Nedersticht (de huidige provincie Utrecht) als het Oversticht (Overijssel, Drenthe en de stad Groningen). Maar daar passeert het ongelofelijke: het Oversticht weigert de Bourgondische David als landsheer te erkennen. Daar dient zich de belhamel al aan: te Deventer aan de IJssel concentreert zich het verzet tegen vijf eeuwen traditie; tegen bisschop David; tegen hertog Filips en ja! Tegen de paus, die om tactische redenen de expansiedrang van Filips steunt.
Filips talmt geen moment. Zijn troepen zijn al onderweg nagestaard door
bewoners die in de Picardische soldaten om hun uniformen Turken zien. Op vrijdag 13 augustus 1456 nadert de Hertog de westelijke oever van de IJssel. Hij stuurt een heraut naar Deventer om de stad op te eisen. Bij weigering zal Filips de oorlog verklaren. De heraut keert terug met de mededeling dat Deventer fel tegenstand zal bieden. Filips’ aanval moet echter worden uitgesteld. Door
aanhoudende regen zijn de uiterwaarden onder water komen te staan. Intussen heeft Deventer zich versterkt met krijgers te voet en te paard uit Twente, Zwolle, Kampen en Friesland en op 24 augustus trekt ook de bisschop van Osnabrück, in zijn kwaliteit als proost van Deventer, de stad binnen aan het hoofd van het Westfaals leger, dat door het stadsbestuur wordt onthaald op
liters wijn. Als in september het IJsselwater is gezakt kan Filips de stad op een afstand naderen waarop de meegesleepte kanonnen effectief worden. De kanonstenen regenen op de dubbele ringmuur, op haar poorten, muurtorens en waakhuizen. Ook op de huizen die er achter liggen. Op 16 september wordt een grote bres geschoten in de stadmuur en Filips’ krijgers staan klaar om massaal met boten de IJssel over te steken en de stad binnen te vallen.
Deventer ziet het gevaar en stuurt een bemiddelingsdelegatie van Franciskanen uit het Deventer Broederenklooster naar Filips. De stad geeft zich over en laat zich hiervoor ruimschoots belonen met privileges en marktrechten. Op vrijdag 17 september wordt de vrede gesloten.
Intussen heeft aan de andere kant van Europa Mehmet II van de gelegenheid
gebruik gemaakt door door te stoten tot aan de Donau. Hij bedreigt Belgrado dat geen andere keus heeft dan zich heldhaftig en bloedig te verdedigen.
De paus heeft zijn vertrouwen in Filips – en daarmee de hoop op een Europese kruistocht tegen de Turken – verloren. Wat hem rest is de Christeneenheid oproepen zich dagelijks te bezinnen op het Turkengevaar. Iedere middag zullen
de klokken der kerken luiden. Angstklokken aanvankelijk, maar op den duur angelusklokken, een vredige oproep tot gebed. Van een kruistocht is niets meer gekomen. Wel laat de Grote Hertog boeken voorlezen over kruistochten uit lang vervlogen tijden. Boeken samengesteld door de beste kalligrafen, illustratorenen binders; uit Deventer.