Aandacht maakt gelukkig

Psycholoog Marc Schulz leidt het langstlopende onderzoek ter wereld naar wat écht gelukkig maakt: niet geld, niet aanzien, maar onze relaties met anderen. 85 jaar aan inzichten legden hij en zijn collega Robert Waldinger vast in Het goede leven. Trouw. Lidwien Dobber. 4 maart 2023

‘Zie je”, zegt Marc Schulz tijdens het interview, “ook jij hebt geleerd dat mensen je misschien raar vinden als je ze aanspreekt.” We hebben het over het Onbekenden-in-de-trein-experiment, geen onderdeel van Schulz’ eigen onderzoek, maar wel beschreven in zijn boek Het goede leven. Een groep Amerikaanse forenzen werd gevraagd: wat geeft je het fijnste gevoel, een praatje maken met een medereiziger of stil in je hoekje zitten? Waarna ze de proef op de som namen.

Wat zouden Nederlanders kiezen, wil Schulz weten. Ik vertel hem dat ik als twintiger nog weleens een gesprek begon in de trein, maar nu vooral naar mijn telefoon staar.

Jammer, want de Amerikaanse proefpersonen merkten, tot hun verrassing, dat ze heel blij werden van zo’n babbeltje, zegt Schulz. “Als je contact maakt met iemand die je totaal niet kent, krijgt je lijf een klein stroomstootje, een positief gevoel dat wel even blijft hangen. Zo’n ontmoeting draagt bij aan een heel basaal gevoel van verbondenheid.”

En toch doet bijna niemand het. “De meesten van ons zijn bang dat anderen ons mal zullen vinden, of irritant. Onderzoek laat zien dat we de kans om afgewezen te worden veel te hoog inschatten.”

Marc Schulz (1962) groeide op in New York, waar zijn ­vader als Duits-Joods jongetje op de vlucht voor de nazi’s terechtkwam. Zijn moeder was ­fotograaf. Schulz is socioloog en klinisch psycholoog en werkt als hoog­leraar en directeur datascience aan het Bryn Mawr College in Philadelphia. Daarnaast leidt hij de Harvard Study of Adult Development.

Menselijke relaties, ze zijn ingewikkeld. Terwijl het belang van goede relaties zich niet laat overschatten, zegt Schulz. Vraag een vijftiger naar zijn huwelijksgeluk en meet zijn cholesterolgehalte. Wil je voorspellen of hij in goede gezondheid zijn oude dag haalt? Dan is dat huwelijksgeluk de beste voorspeller, zo blijkt uit de Harvard Study of Adult Development.

Die Harvard-studie, geleid door klinisch psycholoog Marc Schulz en psychiater Robert Waldinger, gaat niet over oppervlakkige ontmoetingen in de trein, maar over de kwaliteit van familierelaties en langlopende vriendschappen. Wat er misgaat in al die relaties, kan Schulz in een zin samenvatten: “Mensen weten slecht wat ze nou echt gelukkig maakt.”

Als je ernaar vraagt, zeggen mensen: geld maakt niet gelukkig, vrienden wel. Toch vechten families elkaar de keet uit over erfenissen en stranden vriendschappen op geldkwesties. Waarom is dat?

“Diep van binnen weten we wel dat juist onze relaties maken dat we tot volle bloei kunnen komen in ons leven. Als ze goed uitpakken dan. Maar voor een relatie heb je ten minste twee mensen nodig, die ieder zo hun eigen meningen en prioriteiten hebben. En hoe na je ­elkaar ook staat, je verandert met de tijd. We dragen bovendien de herinnering aan eerdere relaties, waarin we soms gekwetst of teleurgesteld zijn. Al die dingen kunnen verhoudingen onder druk zetten, ze maken relaties onvoorspelbaar en rommelig.

“Geld is veel makkelijker, dat kun je tellen, het laat zich kwantificeren; probeer dat maar eens met een relatie. Je kunt ermee laten zien wat je hebt bereikt, dat je ertoe doet. Dat maakt dat geld een overschatte waarde heeft in onze maatschappij.”

En dus denken we: als ik straks dat grotere huis heb of die nieuwe auto, dán word ik gelukkig. Ofwel, het goede leven is nooit hier, het ligt eeuwig in het verschiet.

“De boodschap die iedereen meekrijgt is: het maakt uit hoeveel je verdient, of welke auto je rijdt. Terwijl onderzoek laat zien dat die het levensgeluk nauwelijks vergroten. Alleen voor mensen met een heel laag inkomen maakt meer geld een verschil. In het rijke Westen vallen de meeste mensen niet in die categorie.

“De boodschap van ons boek is: het goede leven is hier, onder handbereik. We zien dat vooral jonge mensen die de druk voelen om hun carrière op te bouwen, die kleine kinderen hebben, die o zo belangrijke connecties met anderen maar even uitstellen tot later. Ze ­denken dat ze dan de tijd hebben. Tijd is kostbaar voor ons allen, maar voor hen het meest. De banden met vrienden uit je kindertijd, met broers en zussen zijn onvervangbaar, maar worden nogal eens verwaarloosd. Bedenk: nieuwe vrienden kun je maken, oude niet.”

Ook Leo DeMarco, niet zijn echte naam, was een druk mens. Na zijn afstuderen aan Harvard vocht hij ­tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij wilde journalist worden, maar kort na zijn terugkeer in de VS werd zijn moeder ziek. Hij vertrok naar het stadje waar hij vandaan kwam, zorgde voor haar en nam een baan als leraar op een middelbare school. Hij ontmoette Grace, ze trouwden en kregen al snel kinderen. Leo verdiende niet veel, hij moest hard werken en verwezenlijkte nooit zijn grote droom. Toch is hij een van de gelukkigste deelnemers aan de Harvard-studie.

Wat was zijn geheim?

“Leo is de belichaming van het drukke leven. Zijn leerlingen waren gek op hem, zijn collega’s waren gek op hem, zijn gezin was gek op hem. Hij was geliefd, dat wist hij, maar iedereen deed ook steeds een beroep op hem: iedereen wilde meer Leo. Als zijn werk hem opslorpte, zeiden zijn dochters dat ook: pap, nu wil ik. En dan gaf Leo hen waar ze om vroegen en wat hem zo geliefd maakte: zijn volledige, gerichte aandacht.

“Aandacht zegt: ik wil bij jou zijn, ik wil horen wat je te vertellen hebt, ik ben benieuwd naar jou. De mens zit wat dat betreft niet ingewikkeld in elkaar: we willen gezien en gehoord worden en dan, hopelijk, nog begrepen ook.

“Tijd en aandacht zijn de essentiële elementen van geluk. Maar ze zijn als geld, we hebben ze in beperkte mate. De vraag is dus: waar besteed je ze aan? Aan scrollen op sociale media? In het boek raden we mensen aan om eens per jaar hun sociale fitheid te testen. Denk eens stevig na over wie je waardeert, in wiens gezelschap je je goed voelt. Het mooiste cadeautje dat je die ander kunt geven is aandacht.”

Jullie dwingen je onderzoeksgroep om over dit soort zaken na te denken. Zijn ze nog te vergelijken met de rest van ons, of hebben jullie ze veranderd?

“De originele deelnemers waren allemaal mannen, geboren in de jaren 20 en 30. Die praatten met niemand ergens over, die hadden geleerd om hun gevoelens voor zich te houden. 91 procent van onze Harvard-studenten diende tijdens de Tweede Wereldoorlog, had gevechtservaring en dus heftige, en in potentie traumatische ervaringen. Heel interessant, binnen een groep die geleerd heeft om zijn mond te houden. Velen van hen zeiden ons dan ook dat ze er met familie en vrienden niet over konden praten. Bij ons kon dat wel, en dat waardeerden ze.

“Dus in die zin misschien, maar we grijpen zelden in in de levens van deelnemers. Soms klopt er iemand aan: ik heb hulp nodig, het gaat niet goed met mij. Of: mijn zoon is aan de drugs, waar moet ik heen? Dan brengen we ze in contact met een goede therapeut of kliniek. Echt heel soms, als we ons zorgen maken, als een deelnemer overweegt een einde aan zijn leven te maken, zoeken we naar hulptroepen en houden we contact.”

Marc Schulz en ­Robert Waldinger leiden de Harvard Study of Adult ­Development, een ­samenvoeging van twee onderzoeken die eind jaren 30 van de 20ste eeuw in Boston zijn opgezet. Eén onder 268 tweedejaars van het chique Harvard College, onder wie John F. Kennedy, en één onder 456 tieners uit de slechtere buurten van Boston. Veel van de oorspronkelijke deelnemers zijn overleden, zo’n twee derde van hun kinderen namen het stokje over. Het onderzoek bestaat uit periodieke vragenlijsten, diepte-interviews aan huis en medisch onderzoek.

Jullie werken nu met de kinderen van de eerste generatie, die uit een heel ander tijdperk stammen. Zien jullie vooruitgang?

“Zeker! Overigens zagen we die ook bij de originele deelnemers. Aan het einde van hun leven vonden die het veel makkelijker om over hun gevoelens te praten. Er heeft zich een vrij spectaculaire culturele verschuiving voltrokken sinds de jaren 30 van de vorige eeuw. Er is erkenning voor het feit dat mensen het moeilijk kunnen hebben, de generatie van nu heeft er taal voor.

“Een woord uit die taal is stress. Als het gaat om stress zie ik vooruitgang, maar ook de uitdaging om dat woord goed te begrijpen. Mensen van nu denken dat ze gestrester zijn dan alle vorige generaties. Ik doceer aan de universiteit en hoor jonge mensen zeggen dat ze een mental health holiday nemen, omdat de stress ze te veel wordt.

“Onze originele onderzoeksgroep groeide op tijdens de crisis van de jaren 30, vocht in de Tweede Wereldoorlog, doorstond de Koude Oorlog, de Korea- en de Vietnam-oorlog, de onrust van de jaren 60. Voor hen was er geen mental health holiday. Dus ja, veel gaat de goede kant op, maar meer stress tegenwoordig? Ik denk niet dat dat klopt.”

Wat me doet denken aan een zorg die jullie uitspreken in het boek, die ook te maken heeft met stress en de huidige tijd: de toegenomen eenzaamheid onder mensen.

“Onze studie, maar ook honderden andere, laten een onmiskenbaar verband zien tussen eenzaamheid en gezondheidsrisico’s. Die staan gelijk aan een pakje sigaretten per dag roken, eenzaamheid is twee keer zo ongezond als obesitas.

“Deels is dat omdat iemand die alleen is geen vriend of partner heeft die zegt: joh, ik zou toch even naar de dokter gaan met dat lelijke hoestje, of: zou je niet eens wat meer bewegen? Maar een belangrijk deel heeft te maken met stressregulatie. De mens heeft anderen nodig om op terug te vallen, om hem te helpen een pad uit te stippelen als hij klem zit. We zijn een sociaal soort en dat betekent niets anders dan dat mensen niet in staat zijn om zelf in al hun behoeften te voorzien.

“Om te overleven hebben we anderen nodig, bij een gebrek aan anderen slaat ons lichaam alarm. Hoe het werkt, is nog niet helemaal duidelijk, maar relaties of het gebrek eraan, kruipen in ons lichaam. Het wondje van iemand met een goede relatie heelt sneller dan van iemand die eenzaam is. Relaties beïnvloeden ons immuunsysteem, onze fysiologie. En het verontrustende is: eenzaamheid komt ook veel voor onder jonge mensen.”

Over jong en oud gesproken, volkswijsheid zegt dat mensen er met de jaren niet vrolijker op worden. Ouderen gelden als mopperaars, maar daar klopt niets van, schrijven jullie.

“Ouderen hebben emotionele wijsheid en dat betekent onder meer dat zij weten hoe belangrijk relaties zijn. Ze storten zich daarop, want van die relaties worden ze gelukkig, daar voelen ze positieve emoties en kunnen ze hun negatieve emoties op een goeie manier reguleren. Dus ja, naarmate mensen ouder worden en emotioneel wijzer, worden ze gelukkiger.

“Jonge mensen zijn gericht op nieuwe ervaringen, op nieuwe mensen leren kennen. Die moeten nog veel leren. Ik maak me dan ook zorgen over de rol die technologie speelt in het leven van jongeren. Die waren ­gedurende de drie coronajaren afhankelijk van technologie om contact te hebben met leeftijdsgenoten. Hoe ontwikkelen zij zich? Hebben ze geleerd emoties te herkennen, kleine fysieke signalen op te pikken nu ze alleen het bovenlijf van een ander op een scherm zagen? Kunnen ze een conflict oplossen met iemand die naast ze staat, nu ze gewend zijn om dat via de app te doen, die ze tijd geeft om over een antwoord na te ­denken en die andermans emoties niet laat zien?

“Nieuw onderzoek laat zien dat ze rijping missen, dat ze jonger overkomen dan dezelfde generatie tien jaar geleden. Dus ja, daar maak ik me zorgen over.”