Reizend door Duitsland besefte ik eens te meer dat hier de wortels liggen van het moderne Israël

Volkskrant 17 oktober 2023, MAX PAM

Net terug beschreef ik vorige week mijn reis door Duitsland, niet geheel beseffend welk drama zich in Israël en Gaza afspeelde en afspeelt. Hoewel veel Joden in de familie ben ik meer van het ‘ja-maar-type’, waarover velen die ‘onverkort’ achter Israël gingen staan zich nogal smalend hebben uitgelaten.

Bij de oplossing van het conflict hebben we juist niet de taal van het hart nodig, zoals Marcia Luyten meent, maar die van het verstand. Veel kans is daar voorlopig niet op. Met zoveel doden zijn de emoties van het hart volledig opengebarsten, zodat het nog jaren zal duren voor de betrokkenen weer bij zinnen zijn.

Reizend door Duitsland besefte ik eens te meer dat hier de wortels liggen van het moderne Israël. Dat de wortels van het antisemitisme verder teruggaan, bracht mij de afscheidsrede in herinnering, die de judaïst Pieter van der Horst in 2006 zou geven aan de Universiteit Utrecht. Van der Horst wilde spreken over ‘de mythe van het Joodse kannibalisme’, die al eeuwen oud is en in islamitische kringen weer geregeld te horen, maar het universiteitsbestuur wilde het uitspreken ervan verhinderen vanwege ‘de toonzetting’ van een aantal passages, die beledigend zouden zijn voor moslims. Bovendien zou Van der Horst zichzelf in gevaar hebben gebracht. Kortom, geen heldendaad daar in Utrecht.

De reis door Duitsland bracht ons ook naar Wittenberg, het stadje waar Maarten Luther de Reformatie is begonnen. Ik stond daar voor de kerkdeur waarop Luther zijn 95 stellingen zou hebben gespijkerd, een gebeurtenis die vermoedelijk nooit heeft plaatsgevonden. Intussen was Luther een antisemiet van de allerergste soort, die zinnen schreef als: ‘Wanneer je een Jood ziet of aan een Jood denkt, zeg dan tegen jezelf: die tronie die ik daar zie, vervloekte, verwenste en bespuwde alle zaterdagen mijn lieve Heer Jezus Christus, die mij met zijn dierbare bloed verlost heeft.’ En: ‘Joden zijn niets anders dan dieven en rovers die dagelijks niets anders eten of een draad van kleding dragen die zij niet van ons gestolen hebben door hun vervloekte woekerrente.’ Volgens Luther mocht je een Jood best doodslaan, Julius Streicher had het van niemand vreemd.

Duitsers kunnen mooie musea maken en ook het Lutherhaus was zeer de moeite waard. Je leert er dat Luther in grote welstand leefde en je leert er ook dat zijn vriend, de schilder Lucas Cranach (de Oudere), een paar prachtige portretten van hem heeft gemaakt. Maar over Luthers antisemitisme vind je verder niets en Luthers geschrift Von den Jüden und ihren Lügen kom je in de vitrines niet tegen. In 1996 is het Lutherhaus door Unesco uitgeroepen tot werelderfgoed. Een Joodse organisatie heeft daar nog tegen geprotesteerd, maar veel gehoor vond zij niet. De burgemeester van Wittenberg zei dat ze niet zo moesten zeuren. Dat een kleine stad als Wittenberg eindelijk een toeristische geldbron had aangeboord, moet je niet willen versjteren.

Toch moet gezegd dat Duitsland veel werk maakt van de verwerking van het verleden. In het Wagnerhaus in Bayreuth, waar Winifred Wagner de scepter zwaaide, zul je evenmin een verwijzing vinden naar Richard Wagners antisemitisme. Maar bij het Festspielhaus, dat 150 jaar geleden op zijn aanwijzingen werd gebouwd, vind je allerlei informatie over de Joodse dirigenten en orkestleden die de Wagners het liefst hadden ontslagen, maar die ze moesten terugnemen omdat de kwaliteit van het orkest er anders te veel onder zou lijden.

In het Cecilienhof te Potsdam, waar Truman, Stalin en Churchill (Attlee) in 1945 elkaar troffen om Europa te verdelen, kwam ik nog iets vreemds tegen. Ook het Cecilienhof is een museum, waar de Conferentie van Potsdam tot in detail wordt uitgelegd. Wie had welke kamer, wie zat achter welk bureau en hoe was de tafelschikking geregeld – je kunt het er allemaal nog zien, 78 jaar na dato. Aan het einde van de rondgang stonden pontificaal twee stoelen van belangrijke regeringsleiders, die ook de expositie hadden bezocht. De ene stoel was gewijd aan Bill Clinton, die in 1998 als een Berliner het Cecilienhof aandeed. De tweede stoel was voor dr. Kurt Waldheim – in Duitsland vermeld je altijd de titel – die in 1975 in Potsdam langskwam. Hij kwam toen als secretaris-generaal van de Verenigde Naties.

Maar, hé, was die Waldheim geen nazi en oorlogsmisdadiger?

Had hij in de oorlog aan het Oostfront niet pamfletten achter de Russische linies laten droppen met de tekst: ‘Dood de Joden, loop over’. Wat nog niet betekende dat zijn eigen partij, de ÖVP, hem liet vallen: ‘Zolang niet bewezen is dat Waldheim eigenhandig zes Joden gewurgd heeft, is er niets aan de hand.’

Niet dat de Palestijnen daar veel aan hebben, maar wie de geschiedenis een beetje kent, begrijpt wat meer waarom de Joden in Israël zitten.