Nederland droogteland

Nederland kampt met droogte, terwijl het meer neerslag krijgt dan voorheen, niet minder: gemiddeld 850 millimeter per jaar in plaats van 750 millimeter een eeuw geleden. Droogte lijkt een oplosbaar probleem. Maar door klimaatverandering nemen de extremen toe en wordt watertoevoer steeds grilliger. Dat betekent dat we water moeten vasthouden in de periode dat het overvloedig komt en geleidelijk moeten afgeven in de droge perioden.

Nederland is niet één land, maar twee gebieden, een hoog en een laag. Bewoners van de hooggelegen zandgronden zijn zich meer bewust van de droogte dan de bewoners in het laaggelegen deel.

De belangen van de twee gebieden kunnen botsen. Laag Nederland zakt steeds verder weg. En dat heeft tot gevolg dat er meer aanvoer van zoetwater nodig is om verzilting van het grondwater tegen te gaan. Op de hooggelegen delen van Nederland bepalen landbouw, natuur en drinkwater de vraag. Prioriteiten worden echter afgestemd op de behoefte van Holland. We blijven maar rivierwater naar Rotterdam sturen om tegenwicht te bieden aan het zoute zeewater. Terwijl dat rivierwater ook nodig is om bijvoorbeeld het peil in de IJssel op orde te houden. De extremen nemen toe, en daarmee ook de kloof tussen de twee delen van Nederland: laag Nederland zal behalve van droogte vooral meer last krijgen van overstromingen, terwijl in hoog Nederland droogte hét probleem wordt.

In Nederland heeft de overheid heel weinig te vertellen over het gedrag van burgers in droge tijden. Dat was vroeger anders. In een stad als Deventer werd in droge periodes vuurwerk verboden en roken op straat idem dito. En stadsbewoners werd verplicht een volle ton water in huis te hebben die gebruikt kon worden om brand te blussen en ook alleen daarvoor gebruikt mocht worden. In de 18e eeuw gingen stadsbesturen ook regels afkondigen voor watergebruik door inwoners. In droge tijden werd verordonneerd dat het watergebruik tot een allernoodzakelijks minimum beperkt moest worden. Dus geen ramen lappen en stoepen schrobben. En dat waren toen geen vrijblijvende adviezen. Bij ons komt al het water uit de kraan. Een zestiende eeuwse Nederlander zou dat debiel vinden. Waarom zou je je stoep schrobben  of de was doen met drinkwater?

We moeten beter met ons water omgaan. Dat kan, maar het vergt grootscheepse veranderingen, We hebben iedere vierkante kilometer van de kwetsbare delta benut, zijn gaan bouwen waar je dat beter niet kunt doen en landbouw gaan bedrijven waar dat eigenlijk niet houdbaar is. Watervoorziening moest daar ieder keer op worden aangepast.

Nu keert de wal het schip en is er een gezagvoerder nodig om de problemen op te lossen. De ruimtelijk ordening die er was is de nek omgedraaid door een liberale premier die dacht dat het zonder visie kon. Nu blijken visie en regie heel hard nodig. We zijn een halve eeuw geleden begonnen met grootscheepse ruilverkavelingen om tot de huidige productieve en intensieve landbouw te komen. Dan kunnen we nu ook een omgekeerde ruilverkaveling beginnen en het landgebruik weer in overeenstemming brengen met de watertoevoer. Het waterpeil moet niet worden geregeld naar het landgebruik. Gebruik moet het waterpeil volgen. Energietransitie en stikstofprobleem kunnen deels meeliften op zo’n ommekeer.