Gelijke kansen

Gelijke kansen klinkt als een mooi ideaal voor de toekomst, maar echt eerlijk wordt de samenleving er niet van, aldus Jurriën Hamer, filosoof, jurist, en auteur van Waarom schurken pech hebben en helden geluk.

Jurriën Hamer 13 mei 2021

Politiek Den Haag lijkt verdeelder dan ooit, maar over één ding is vrijwel iedereen het eens: het volgende kabinet moet vol inzetten op ‘kansengelijkheid’. “Ik strijd voor kansengelijkheid in Nederland”, zei D66-leider Sigrid Kaag in de Volkskrant. “Kinderen die nu nog steeds niet dezelfde kansen hebben, daar moeten we echt wat aan doen”, stelde PvdA-fractievoorzitter Lilianne Ploumen op de radio. En VVD-leider Mark Rutte verkondigde in de studio van Tubantia dat “je niet kunt regisseren hoe het leven van mensen verloopt, maar wel dat ze met gelijke kansen aan de start verschijnen”.

Scheefgroei

Politici van links tot rechts zien kansengelijkheid als hét leidende ideaal voor de toekomst. Als het ultieme antwoord op de scheefgroei in ons land – tussen arm en rijk, hoog- en laagopgeleid, wit en gekleurd, man en vrouw.

Als iedereen gelijke kansen krijgt, zo luidt de gedachte, dan wordt het leven weer eerlijk.

Natuurlijk bedoelen al die politici niet precies hetzelfde als ze het over ‘kansengelijkheid’ hebben. Rechts zal vast meer nadruk leggen op de verantwoordelijkheid van het individu, terwijl links een grotere rol ziet voor de overheid. Maar één ding is zeker: de komende jaren zal het politieke gevecht draaien om de vraag wiens interpretatie van gelijke kansen de beste is.

Meritocratie

Met het omarmen van ‘kansengelijkheid’ als hoogste ideaal tonen politici zich kinderen van de meritocratie: het idee dat je een eerlijke kans zélf moet grijpen, en dat als je dat niet doet het je eigen schuld is. In maart is een stoet politici verkozen die onze gebroken meritocratie wil repareren. Die een samenleving wil bouwen waarin mensen, mits ze hun eerlijke kansen pakken en de juiste keuzes maken, een prettig leven mogen verwachten. CDA-leider Wopke Hoekstra riep in Trouw op om de ‘Nederlandse belofte’ weer waar te maken. Zijn partij heeft verloren, maar zijn pleidooi heeft gewonnen. Dat is een teleurstellend resultaat, want kansengelijkheid is het verkeerde ideaal.

Begrijp me niet verkeerd: natuurlijk is het een goed idee om, bijvoorbeeld met intensief onderwijs, het analfabetisme te bestrijden en om met belastingen de vermogensongelijkheid terug te dringen. Maar het is een misvatting om te denken dat zulk beleid de kansenongelijkheid zal wegnemen. Dat kan namelijk niet. Je hebt immers ook geluk of pech met je genen, met je ouders, of simpelweg met alledaagse gebeurtenissen. Sommige mensen worden beroofd en durven niet meer alleen de straat op. Sommige mensen ontmoeten een mecenas die hun carrière vooruithelpt. In een werkelijk meritocratische samenleving bestaat zulk onrecht niet en kan al die pech en al dat geluk als onkruid worden gewied. Maar geen plant is hardnekkiger.

Laten we er gewoon voor uitkomen: het leven is oneerlijk, en blijft oneerlijk. We zullen nooit, zoals demissionair premier Rutte suggereert, “met gelijke kansen aan de start verschijnen”.

Daarom moeten we het ook niet hebben over kansen, maar over uitkomsten. Over de solidariteit tussen mensen die hun kansen verzilveren, en de mensen die dat niet lukt.

Herverdeling

Als je de wereld werkelijk eerlijk zou willen maken, is een andere filosofie van rechtvaardigheid nodig. Een die ons heilige vermogen om zelf kansen te grijpen relativeert. Een die herverdeling niet ziet als een inbreuk op terecht verworven welvaart, maar als een morele vanzelfsprekendheid. Als een logisch antwoord op de onuitroeibare ongelijkheid in iedere samenleving.

We moeten niet een aantal voorzieningen treffen om mensen zogenaamd ‘een gelijke kans’ te geven, en ze vervolgens aan hun lot overlaten. We moeten net zoveel herverdelen als onze samenleving maar aankan.

Rutte heeft het dan ook fout. De staat kan de kansen van mensen niet gelijk trekken, maar wél de uitkomsten verbeteren. De staat kan met de immense welvaart waarover we beschikken wel degelijk de armoede uitroeien en een woning voor iedereen betaalbaar maken. Maar durven we de benodigde solidariteit van de succesvolle medemens te vragen? Of zijn we te veel in de ban gebracht van al zijn waargemaakte ‘kansen’?

Ratrace

De meritocratische ratrace heeft lang genoeg geduurd. Laten we niet proberen de ratrace iets eerlijker te maken, zodat we als even gespierde ratjes aan de start staan. Een ratrace met eerlijke kansen is nog steeds een ratrace. Dan rijst de vraag nog steeds: als je evenveel kans had als die ander, waarom is het jou dan niet gelukt? Waar moet jij je schuldig over voelen? Hoe gelijker de ratrace, hoe pijnlijker het verlies.

Laten we het ideaal van gelijke kansen dan ook vervangen door iets beters: het ideaal van de gelijke waardigheid van ieder mens. Dat ideaal schrijft voor dat iedereen meetelt en we niemand mogen afschrijven, wat een mens ook doet, wat je ook op je geweten hebt of krijgt.

We kennen dit ideaal al goed. Het vormt het hart van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, en van de beschaving die na de Tweede Wereldoorlog is opgebouwd.

Maar de overheid is het zicht op onze waardigheid verloren. De politiek moet zich dus niet inzetten om iedereen een gelijke kans te geven. De politiek moet werken aan een samenleving die ieder mens een leven lang kansen blijft geven.

Ook als het – ondanks alles – niet wil vlotten op school, ook als je er niet in slaagt een goede boterham te verdienen, en ook als je grove of zelfs criminele fouten maakt. Dat is namelijk wat onze gedeelde waardigheid vereist.