Wat we níét kunnen gebruiken is de boodschap dat de kleine Joodse minderheid de bedreigingen, het schelden, de onlinehaat zelf verzint
Met de recente cartoon van Jos Collignon in de Volkskrant is een grens bereikt, betoogt Lodewijk Asscher. De suggestie dat het antisemitisme een verzinsel is van de lange arm van Israël, terwijl het aantal incidenten in Nederland juist aantoonbaar is toegenomen, moet krachtig worden weersproken.
Volkskrant. Lodewijk Asscher 9 november 2023
‘Het gaat slecht, dus nu ben je weer Joods?’
Zo vatte mijn vrouw mijn Joodse identiteit samen toen ik na het eten op de fiets stapte. Het was de dinsdag na de 7 oktober slachting, en burgemeester Femke Halsema had vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap uitgenodigd op de ambtswoning.
Ik heb zoete herinneringen aan joodse feestdagen in mijn jeugd – Simchat Torah met snoep en vlaggetjes. Seideravond met verhalen en de smaak van het bittere kruid – ze lijken nu slechts een vergeelde vakantiefoto. Was het wel echt?
Later werd ik bewust van mijn vaders angst om op te vallen. Zijn permanente bezorgdheid om de veiligheid van zijn gezin. Toen ik de Amsterdamse gemeenteraad in ging, nam die bezorgdheid toe – al verbeet hij zich en steunde hij me te allen tijde.
Over de auteur
Lodewijk Asscher is oud-PvdA-leider.
Antisemitisme heb ik lange tijd liever genegeerd. Soms schaamde ik me er voor – wanneer ik werd uitgescholden voor ‘brillenjood’ veranderde ik het woord voor mijn vader in ‘brillen idioot’. We lieten het erbij. Kun je je schuldig voelen voor het racisme van een ander? Toen ik later in mijn publieke leven met Jodenhaat werd geconfronteerd, voelde ik vooral de pijn van mijn vader.
Ik voel verdriet om de aanslagen van 7 oktober. Ik kon niet stoppen met kijken naar een vrolijke familiefoto van een jong stel met twee jonge baby’s van nog geen jaar oud. De tweeling, die door hun ouders werd verstopt en later werd gevonden, overleefde. Hun ouders, die op de foto nog straalden, waren afgeslacht. Het lot van de baby’s lijkt te veel op het verhaal van mijn favoriete oudoom, die als baby met een fles onder het bed verstopt werd toen zijn ouders werden ‘weggehaald’.
De wreedheid tegen de jongeren op het dancefestival voelt als een persoonlijke aanval op een generatie progressieve en vrijheidslievende Israëliërs die massaal de straat opgingen om tegen Netanyahu’s beleid te protesteren en de democratie te verdedigen.
Deze week bleek dat het antisemitisme in Nederland met 818 procent gestegen is. Nederland doet aardig mee in de internationale antisemitismeranglijstjes.
Vorige week hoorde ik een zoon tegen zijn vader zeggen dat hij overwoog om een huisje in Portugal te kopen om naartoe te kunnen met zijn gezin. Zijn vader antwoordde, ondanks alles, Israël nog steeds de veiligste plek te vinden. ‘Maar wat nou als je er niet kan komen?’, antwoordde zijn zoon, met wie ik als kind samen in een voetbalelftal speelde. ‘Als er niet meer op Israël gevlogen kan worden door een boycot. Of als we weer te laat zijn, net als voor de oorlog?’
Ik wil graag wat doen, helpen. Toen ik in de politiek zat kon ik in ieder geval proberen in die arena het goede te zeggen en het juiste te doen. Ik wil me inzetten voor nuance. Voor precisie. Ik haat de hitsers en de opportunisten. Ik wil opkomen voor de rechtsstaat.
Ik voel verdriet voor de onschuldige Palestijnse gezinnen die nu in de Gazastrook worden vermalen. Hun angst, de uitzichtloosheid. Voor de onschuldige Palestijnse en Israëlische kinderen, die nu de rekening betalen, wil ik opkomen. Ik wil een lans breken voor verdraagzaamheid en begrip.
Ik wil in ieder geval niet ten prooi vallen aan de oude angst.
Maar als mijn krant, de Volkskrant, op de dag van de herdenking van de Kristallnacht een spotprent plaatst met de boodschap dat de Joden het antisemitisme zelf verzinnen als onderdeel van de zogenaamde ‘lange arm’ van Israël, dan is een grens bereikt.
Het is al moeilijk genoeg voor alle goedwillenden om zowel Hamas te veroordelen, als vast te houden aan beginselen van humanitair recht, solidair te zijn met de burgerbevolking in Gaza en de gemoederen te bedaren hier in Nederland.
Wat we niet – ik herhaal: níét – kunnen gebruiken is de boodschap dat de kleine Joodse minderheid in Nederland en elders de bedreigingen, het schelden, de onlinehaat zelf verzint. Dat zij vereenzelvigd worden met de Israëlische regering. Het is een variant op de uitspraak van Johan Derksen dat ‘die Joden het er zelf een beetje naar gemaakt hebben’.
Door dit soort incidenten en opvattingen is het gesprek over ‘waar moeten we naartoe’ plotseling teruggekeerd aan veel keukentafels. Het zou dus fijn zijn als een ferm tegengeluid mag klinken: geen Jodenhaat in Nederland. Nooit meer is nu.