Woningbouw
Bouwen in het groen kan alleen als ook andere problemen daar worden aangepakt, schrijft Co Verdaas, hoogleraar gebiedsontwikkeling in Delft en dijkgraaf in Rivierenland.
Co Verdaas 15 juni 2021, 10:10
Het rapport Ruimtelijke ordening en bouwlocaties van het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) kreeg vorige week ruime aandacht en ook kritiek, in deze krant onder de kop ‘Het weiland lonkt’ (Verdieping, 10 juni). Veel reacties zijn voorspelbaar: blijf van de schaarse ruimte af, we hebben al zo weinig groen. Dat er, zoals het rapport stelt, een forse opgave is waarbij ook buiten bestaand stedelijk gebied gebouwd moet worden, is evident. Maar het EIB slaat dit complexe vraagstuk zo plat als een dubbeltje. Ons land verdient beter.
Naar schatting kan een derde van de 1 miljoen woningen binnenstedelijk worden gerealiseerd. Dat komt overeen met de vraag naar wonen op die plekken. Uiteraard zijn hier regionale verschillen en dient hiervoor fors geïnvesteerd te worden. Vaak is sanering van bedrijfsterreinen of vervuilde grond nodig. Ook voorzieningen en bereikbaarheid vergen extra investeringen.
Simplistische kwantitatieve exercitie
Het EIB maakt van de resterende bouwopgave een simplistische kwantitatieve exercitie op basis van een paar vanzelfsprekende criteria: natuur en waardevol landschap worden uitgesloten en men sluit aan op bestaande infrastructuur.
Woningen realiseren vergt echter veel meer dan het aanwijzen van een weiland, het (laten) verwerven van de grond en het inhuren een aannemer. Er is nog een aantal opgaven. De agrarische sector is op weg naar een duurzamer perspectief wat eerder meer dan minder ruimte kost. De energietransitie vergt veel ruimte (wind, zon, aquathermie, bio-vergisting, geothermie). Het klimaat verandert in rap tempo waardoor in steeds meer regio’s de vraag aan de orde is hoe het water beter kan worden vastgehouden. En het rijtje opgaven is nog langer.
Tekenen op andermans grond
Het EIB gaat aan deze opgaven volledig voorbij, alsof een miljoen woningen in willekeurig welk weiland gebouwd kunnen worden. Het instituut ziet ruimtelijke ordening als het in alle vrijheid tekenen op andermans grond en verengt de inrichting van Nederland tot een al te eenvoudige rekenexercitie.
Het EIB polariseert en dat is lekker voor de discussie. Het draagt echter op geen enkele manier bij aan het vinden van een antwoord op de onderliggende vragen: in wat voor land willen we wonen, welke opgaven krijgen prioriteit en hoe kunnen we de opgaven in samenhang realiseren in de regio?