Ons DNA
Hoe de moderne mens de wereld veroverde is terug te lezen in ons DNA
Trouw. Joep Engels18 september 2022
In 2008 ontdekten Russische archeologen in een grot in Siberië de fossiele resten van een vingerkootje, dat ze toeschreven aan een tot dan onbekende mensensoort. Genoemd naar de naam van de grot bezet de denisova-mens sindsdien een plaats in de humane stamboom. Toen het DNA van de denisova werd ontrafeld, bleek het om een naar schatting twaalfjarig meisje te gaan dat evolutionair gezien een nichtje van de neanderthaler was.
De lijn van deze twee oermensen splitste zich zo’n half miljoen jaar geleden af van de lijn van de moderne mens, homo sapiens. De oermensen verspreidden zich over het Euraziatische continent: de neanderthaler leefde vooral in het westen, de denisova meer in het oosten. Allebei leefden ze van de jacht op mammoeten en andere steppedieren, allebei legden ze het loodje toen homo sapiens op hun toneel verscheen.
Alleen dat vingerkootje
Terwijl de musea uitpuilen van resten van de neanderthaler, is er van de denisova weinig teruggevonden. Buiten dat vingerkootje enkel wat kiezen en botsplinters. En behalve in de Denisova-grot zijn er alleen in een grot in Tibet restanten gevonden. Maar in hun DNA leven de denisova’s voort.
Zoals de hele wereldbevolking – behalve de Afrikanen – 2 procent neanderthaler-DNA in zich draagt, bevat het genoom van veel moderne mensen ook stukjes die ze van de denisova’s hebben geërfd. Bij Chinezen, Koreanen en ook inheemse Amerikanen is dat zo’n 2 procent. En bij de oorspronkelijke bewoners van Nieuw-Guinea of Australië zelfs 5 procent.
Dat vertelt weer wat over de handel en wandel van deze oermens. De denisova’s zijn niet in Siberië blijven hangen, ze hebben hun DNA-sporen op meerdere continenten achtergelaten. Maar of de denisova’s ook zelf Australië hebben bereikt zullen we nooit weten, schrijven Johannes Krause en Thomas Trappe in De reis van de mensheid, een overzicht van deze geschiedenis.
De sprong naar Australië
De Indonesische eilanden waren tijdens ijstijden te voet bereikbaar, maar de zeestraat tussen de archipel en Australië is in geen miljoenen jaren drooggevallen. “Wie de gok waagde, kon alleen maar hopen levend aan te komen”, schrijven Krause en Trappe. “Onze voorouders kregen het voor elkaar, zoveel staat vast. Of ze het denisova-DNA vóór de grote oversteek al meenamen of dat ze het pas in Australië oppikten, blijft voorlopig de vraag. Misschien zetten de denisova’s de belangrijke stap al voordat onze voorouders het deden, wie weet? Maar uiteindelijk gaan hun vage sporen verloren in het DNA van Oceanië, in een tand in het Altajgebergte en een onderkaak in Tibet. We weten niet hoelang de denisova’s bestonden, hoe ver ze kwamen en op welke manier ze verdwenen. Vaststaat alleen dat ze verdwenen, net als de neanderthalers.”
Ondanks dit voorbehoud, ondanks deze beperkingen van het DNA-spoor, slagen Krause en Trappe erin een mooi en veelomvattend beeld te schetsen van de wijze waarop de mens zich over de wereld heeft verspreid. Wanneer ging hij op pad en waar ging hij heen? Welke ontdekkingsreizen liepen dood? En niet onbelangrijk: wie kwam hij onderweg tegen? Want dat is de rode draad in dit boek: of het om homo erectus gaat of homo sapiens, om de cro-magnonmens of de neanderthaler, als twee stammen van oermensen op elkaar stuitten vermengden ze zich met elkaar.
Zo kregen wij onze neanderthalergenen – en de neanderthaler die van ons. Het genoom van ieder mens bevat sporen van de humane geschiedenis. Met de mutaties die een mensensoort in de loop der tijden verwerft, leggen archeogeneticus Krause en journalist Trappe de puzzel die de reis van de mensheid schetst.
Een berg bij Praag
Zo reizen ze af naar Zlaty kun. Dat is een berg in de buurt van Praag waar in de jaren vijftig in een karstgrot de stoffelijke resten werden gevonden van een vrouw. Aan de vorm van haar schedel zagen archeologen dat ze een homo sapiens was geweest en dat kwam goed overeen met haar geschatte leeftijd: 12.000 jaar. Maar vorig jaar bleek dat de datering niet deugde. De vrouw was 47.000 jaar geleden in die Tsjechische grot aan haar einde gekomen of te ruste gelegd.
Dat zette het beeld van de verovering van Europa op zijn kop. Wetenschappers gingen ervan uit dat de neanderthaler waarschijnlijk 39.000 jaar, maar op zijn laatst 37.000 jaar geleden was uitgestorven. En ze dachten dat de confrontatie met de moderne mens van korte duur was geweest. Dat de oermensen binnen duizend jaar aan het kortste eind hadden getrokken.
Maar nee dus. De vrouw van Zlaty kun liet zien dat de twee mensensoorten zeker 5.000 jaar naast elkaar hadden vertoefd. Zo superieur was homo sapiens dus niet.
Dichtbij de oermoeder
Het DNA van deze vrouw wierp enig licht op haar geschiedenis. Haar zogeheten mitochondriaal DNA – dat via de moeder wordt doorgegeven – telde slechts acht mutaties ten opzichte van de vrouw op wie het mitochondriaal DNA van alle tegenwoordig buiten de Sub-Sahara levende mensen teruggaat. Met andere woorden, schrijven Krause en Trappe: “Je kunt nauwelijks dichter bij de oermoeder van de eerste Europeanen komen dan met Zlaty kun.”
Wat overigens niet wil zeggen dat de Tsjechische vrouw in de grot wellicht zelf die oermoeder aller Europeanen is geweest. Haar genetische spoor loopt al snel dood. “Hoewel we niet kunnen zeggen of de vrouw kinderen heeft gehad en niet eens weten hoe oud ze was toen ze stierf, kennen we geen oermensen, laat staan mensen van nu, wier DNA rechtstreeks op Zlaty kun is terug te voeren. Haar lijn moet relatief snel verloren zijn gegaan; de populatie waartoe zij behoorde kon zich dus kennelijk niet handhaven.”
Afrekenen met een mythe
Het boek rekent af met de mythe dat de moderne mens 100 à 150 duizend jaar geleden Afrika heeft verlaten om zich in een triomftocht over de wereld te verspreiden. Homo sapiens heeft in werkelijkheid diverse pogingen ondernomen en die mislukten telkens weer, vanwege het klimaat, verwoestende natuurrampen of de oermensen die in Europa en Azië al vaste voet aan de grond hadden.
Sporen van die pogingen zijn er voldoende. In een grot in Noord-Spanje, de Sima de los Huesos (Put van de Botten), zijn resten van neanderthalers gevonden waarvan het DNA ook flarden van homo sapiens bevatten. En die sporen duiden erop dat die vermenging meer dan 200.000 jaar geleden heeft plaatsgevonden.
Dat zou weleens in Griekenland kunnen zijn gebeurd. Daar – in de Apidimagrot op het schiereiland Mani – werden veertig jaar geleden twee schedels gevonden. DNA-analyse wees in 2019 uit dat één van die schedels aan een sapiens had toebehoord, 210.000 jaar geleden. Dit zijn niet de enige bewijzen dat de moderne mens al vroeg in Europa was aanbeland. Maar al die sporen lopen dood; zij redden het niet.
Afrika verlaten was praktisch onmogelijk
De oversteek was ook niet gemakkelijk, schrijven de twee wetenschappers. Eigenlijk was het bijna altijd onmogelijk om Afrika te verlaten. De route via Marokko en Spanje was vijf miljoen jaar geleden al afgesneden; de Straat van Gibraltar was te breed en de stroming daar te sterk om ook maar enige kans te maken.
Wie Afrika uit wilde, moest via Egypte en de Sinaï. Over land, de noordelijke route, of via een zuidelijke route maar dan moest je ergens de Rode Zee oversteken. En die is zelfs bij de zeestraat van Bab el Mandeb nog altijd 27 kilometer breed. De noordelijke route lijkt daarom het meest voor de hand te liggen, maar die was volgens de auteurs de laatste 130.000 jaar onbegaanbaar en leverde de enkele waaghals vrijwel zeker een graf in het woestijnzand op.
De zuidelijke route was nog lastiger, maar klimaatmodellen laten zien dat de recente geschiedenis drie periodes heeft gekend waarin dat iets minder gold: 250.000 jaar, 130.000 jaar en 65.000 jaar geleden was er een corridor. De Hoorn van Afrika was in die periodes groen en leefbaar voor de moderne mens, net als het Arabisch Schiereiland. En de zeespiegel was zo ver gedaald dat de zeestraat smal genoeg was om te overbruggen.
Waarom lukte het pas bij de derde poging?
Waarom waren de eerste twee oversteken dan niet succesvol en de derde wel? De eerste keer omdat de zeespiegel na korte tijd weer steeg en de groep pioniers werd geïsoleerd van hun soortgenoten in Afrika. Zo’n kleine populatie van misschien slechts een paar honderd leden is niet levensvatbaar. De tweede keer ging het iets beter, maar werd een mega-uitbarsting van vulkaan Toba op Sumatra hen fataal.
De derde keer bleef het luik langer open – zo’n 30.000 jaar – en kon een veel grotere groep de oversteek wagen. Ook dat was geen onverdeeld succes, getuige bijvoorbeeld het lot van de vrouw van Zlaty kun.
Toch begon toen de triomftocht van homo sapiens. Al nam hij voor Europa een kleine omweg. Zoals gezegd, alle mensen van nu (behalve de Afrikanen) hebben 2 procent neanderthaler-DNA. Maar de Europeanen zitten daar net iets onder.
De enige verklaring die de wetenschap daarvoor kan bedenken is dat een deel van die pioniers zich destijds niet met de neanderthalers, die in groten getale het Nabije Oosten bewoonden, heeft ingelaten maar oostwaarts is getrokken, richting Iran. Zo’n 10.000 jaar geleden kwamen ze weer deze kant op. Van dit volk is nooit enig fossiel bewijs gevonden, alleen sporen in het DNA. De Europeaan stamt af van een ‘spookpopulatie’, schrijven Krause en Trappe.
Terugkeer van de neanderthaler
In 2010 publiceerden wetenschappers van het Max Planck Instituut in Leipzig het genoom van de neanderthaler. Dat week nog geen promille af van de erfelijke code van de moderne mens. Uiteindelijk bleek het verschil terug te voeren op slechts negentig genen – en een mens heeft er in totaal zo’n twintigduizend.
De bouwtekening van de moderne mens bevat gemiddeld 2 procent neanderthaler-DNA. Iedereen heeft weer andere stukjes, maar een gen dat bij veel moderne mensen wordt teruggevonden, geeft een dikkere huid. Andere neanderthalergenen hebben effect op het immuunsysteem of maken mensen gevoelig voor verslaving. Van veel genetische verschillen is niet bekend wat hun betekenis is.
Nu dat hele genoom bekend is, krijgen sommige wetenschappers de neiging om de neanderthaler weer tot leven te wekken. Dat zou een hele klus zijn. Je zou in een menselijke cel alle genen weer terug moeten zetten in de stand van 600.000 jaar geleden, toen de lijn van de neanderthaler zich afsplitste van die van de moderne mens. En er vervolgens neanderthalervarianten aan toe moeten voegen.
Los van de enorme ethische complicaties, schrijven Johannes Krause en Thomas Trappe: welk doel dien je daarmee? Je kunt die nieuwe neanderthalers niet opsluiten, maar als je ze vrij laat rondlopen, zou de geschiedenis zich herhalen. En zouden ze, net als 50.000 jaar geleden, opgaan in de moderne mensheid en zou hun DNA-spoor langzaam vervagen. “Het enige inzicht dat dit experiment zou opleveren, is dat het voor de moderne mens vrijwel onmogelijk is om iets wat hij kán doen niet te doen.”