Meisjes tegen de jongens

Geslacht wordt niet sociaal bepaald, maar is een biologisch feit


Onderzoek laat zien dat er natuurlijk jongensgedrag is, schrijft Angela Crott . „Het is beter op te voeden met de jongensnatuur mee dan dwars ertegenin.”

De campagne van SIRE over jongens heeft heel wat losgemaakt. Vooral feministen en genderdeskundigen hebben van zich laten horen. Daarbij valt op dat ze uitentreuren hun mantra herhalen dat de verschillen binnen de seksen groter zijn dan de verschillen tussen de seksen. En dit in allerlei variaties. Onderzoek in de neuropsychologie en in de biologie, waaruit blijkt dat er wel degelijk zoiets bestaat als natuurlijk jongensgedrag, bestempelen ze als ‘ook maar een mening’. Dit laatste is bijzonder kwalijk. Niet alleen voor het aanzien van de wetenschap, maar ook voor het aanzien van de jongen.

Het lijkt me duidelijk dat het aanzien van de wetenschap achteruitgaat als de feiten er niet meer toe doen en een ideologie, waarbij feiten het moeten afleggen tegen aannames en gevoelens, de gedragswetenschappen infiltreren. Onderzoek heeft allang aangetoond dat jongens en meisjes biologisch verschillen. En dat het geslachtsorgaan niet het enige lichamelijke verschil tussen de seksen is. Alle organen functioneren anders bij beide seksen. Ook de hersenen ( Handboek vrouwspecifieke geneeskunde , 2013). Deze veranderen niet door de druk van de maatschappij in de meisjes- of jongensstand, zoals genderdeskundigen beweren.

Het aanzien van de jongen is al achteruitgegaan sinds de tweede feministische golf van eind jaren zestig, toen zijn eigenschappen (met als belangrijkste: baldadigheid, hoogmoed, luiheid en emotionele zwijgzaamheid) als onbeschaafd werden gezien en die van het meisje (met als belangrijkste: gehoorzaamheid, bescheidenheid, ijver en emotionele openheid) als beschaafd. In die tijd wierpen de feministen zich op als beschermsters van de meisjes door de heropvoeding van de jongens ter hand te nemen. In deze bescherming en heropvoeding werden ze in de jaren negentig bijgestaan door genderdeskundigen.

Om jongenshersenen meer in de empathische meisjesstand te krijgen, sloegen feministes en genderdeskundigen zusterlijk de handen ineen om onderwijs en politiek te activeren. Daarbij ging het hun er vooral om het zorgzame en emotionele potentieel van jongens én hun potentieel tot vredelievend samenwerken tot ontwikkeling te brengen. Met de onderwijsvernieuwingen van de jaren negentig werd op de middelbare school het vak verzorging verplicht gesteld en werd empathisch samenwerken onderdeel van het curriculum. Rond de eeuwwisseling werd de emotionele ontwikkeling op school nog verder uitgebreid met (gedwongen) zelfreflecties op de eigen zwakke kanten.

Eind 2015 bleek uit een grootschalig onderzoek van verschillende universitaire onderzoeksinstituten – “De jongens tegen de meisjes”, een onderzoek naar verklaringen voor verschillen in studiesucces van jongens en meisjes in mbo, hbo en wo – dat deze jarenlange indoctrinatie weinig effect had gesorteerd. De hersenen van jongens in het hoger onderwijs waren nog steeds niet ingesteld op empathisch samenwerken en reflecteren. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de maatschappelijke heropvoeding van jongens weinig invloed heeft gehad op hun hersenen en dat het beter is op te voeden met de jongensnatuur mee dan dwars ertegenin.

Overigens ben ik van mening dat de hersenen van veel feministen en genderdeskundigen in de meisjesstand staan. Daar duidt volgens mij hun onuitputtelijke belangstelling op om te praten over (seksuele) relaties. En hun neiging om empathisch mee te voelen met de ‘onderdrukte vrouw’ en de ontelbare minderheden.

Daarmee wil ik zeker niet beweren dat ze in hun jeugd niet zo geravot hebben als jongens. Meisjes spelen ook graag buiten, maar de meesten houden halt waar veel jongens verder gaan. Zoals in het begin van het SIRE-filmpje waar een jongen een aansteker bij zijn scheet houdt met het risico dat zijn broek in brand vliegt. Dat is typisch jongensgedrag.


Angela Crott is auteur van Jongens zijn ’t. Van Pietje Bell tot probleemgeval (2013) en was als deskundige betrokken bij de SIRE-campagne over jongens.