Land zonder volk voor een volk zonder land
75 jaar Israël Na 75 jaar is Israël een gemilitariseerde samenleving waarin de burgerrechten van sommigen, soms van allen, terzijde worden geschoven, schrijft Arnon Grunberg in NRC.
In 1881, aan de vooravond van de zionistische emigratie, woonden er 457.000 mensen in Palestina, met circa 400.000 man was de grote meerderheid moslim, dan had je 42.000 christenen, veelal Grieks-orthodox, en tussen de 13.000 en 20.000 Joden. De Joden waren arm, religieus en woonden in afwachting van de Messias in een van de vier ‘heilige’ Joodse steden: Jeruzalem, Hebron, Safed en Tiberias. Palestina maakte nog deel uit van het Ottomaanse Rijk dat al tekenen van verval toonde.
Eliëzer Ben-Jehoeda (1859-1922), een in Litouwen geboren linguïst en een van de grondleggers van het moderne Hebreeuws, noteerde dat de Arabische moslims de Joden minder verachtten dan andere vreemdelingen. Minder verachting mag al liefde heten. Je hoeft geen boekhoudkundig genie te zijn om te concluderen dat de Joden eeuwenlang beter tussen de moslims konden leven dan tussen de christenen in Europa, hoewel er ook onder moslims regelmatig lynchpartijen plaatsvonden.
In 1033 zijn in de Marokkaanse stad Fez ongeveer zesduizend Joden afgeslacht; in 1912 werd de Joodse buurt in diezelfde stad vrijwel geheel vernietigd door een woedende islamitische menigte; in 1941 werden er in Bagdad een paar dozijn Joden over de kling gejaagd door islamitische stadsgenoten die zich naar het schijnt hadden laten inspireren door Hitler – om wat voorbeelden te noemen.
Gehate rivaal
Er zijn twee manieren om naar het zionisme te kijken. Als een poging het jodendom te vernieuwen; dat kan alleen religieuze vernieuwing zijn. Of men ziet in het zionisme een poging de Europese Joden voor vernietiging te behoeden. Ik nijg naar het tweede en ik meen dat de geschiedenis mij gelijk geeft.
In een van haar opstellen over het zionisme citeert Hannah Arendt (1906-1975) een van de zionistische voormannen, Leon Pinsker (1821-1891): „Voor de levende is de Jood een lijk, voor de inheemse een vreemdeling, voor de woningbezitter een zwerver, voor de eigenaar een bedelaar, voor de arme een uitbuiter en rijkaard, voor de patriot een vaderlandloze, en voor allen een gehate rivaal.” Oftewel, de Jood was andermans fantasie. Deze constructie ontaardde in de zionistische fantasie dat er een land was zonder volk waar het volk zonder land terecht kon. Hoewel er diverse soorten zionisme hebben bestaan (religieus, marxistisch, socialistisch, extreem-rechts en talloze combinaties hiervan) moeten we het zionisme begrijpen als een antwoord op de conclusie dat er geen toekomst was voor Joden in Europa. In die zin is het zionisme een nederlaag voor alle betrokkenen.
Voor meer inzicht loont het om naar de drie Europese steden te kijken waar het zionisme is geboren, te weten Odessa, Wenen en Parijs. Odessa was in de negentiende eeuw een liberale en multiculturele enclave in het tsaristische rijk geworden waar Bulgaren, Turken, Joden en Russen relatief probleemloos samenleefden. Met de mislukte revolutie van 1905 echter kwam het tot een bloedige pogrom tegen de Joden waarna het in Odessa elke etniciteit voor zichzelf was. Het nationalisme greep, net als elders in Europa, om zich heen. Voornoemde Pinsker woonde in Odessa, evenals Ze’ev Jabotinsky (1880-1940), een getalenteerd schrijver die de literatuur opgaf en voorvechter werd van een revanchistisch zionisme waaruit de partij Likoed is voortgekomen.
Wenen was in die tijd de woonplaats van de niet zo getalenteerde toneelschrijver Theodor Herzl (1860-1904). Zijn vriend, de getalenteerde schrijver Arthur Schnitzler, vermeldt hoe Herzl als student „met blauwe alvenpet en zwarte stok met ivoren greep” aansluiting probeerde te vinden bij de Duits-nationalistische beweging. Ondanks die vermomming werd Herzl herkend als Jood en eruit geknikkerd. Hij werd correspondent voor de Neue Freie Presse en versloeg de Dreyfus-affaire vanuit Parijs, daar hoorde hij de menigte schreeuwen: „À mort les Juifs.”
Dreyfus was een Franse kapitein van Joodse afkomst die ten onrechte van spionage was beschuldigd. De met antisemitisme gelardeerde affaire spleet Frankrijk, Herzl werd de leider van de zionistische beweging en in zijn pamflet De Jodenstaat schreef hij: „Maar misschien zouden wij overal spoorloos in de ons omringende volkeren kunnen opgaan, indien men ons maar gedurende twee generaties met rust liet. Men zal ons niet met rust laten.” Niet dat hij op dat moment nog voorstander was van assimilatie, maar het geeft aan hoe hij ooit dacht.
Het zionisme was aanvankelijk vooral een beweging van geassimileerde Joodse intellectuelen die hadden geconcludeerd dat zij geen toekomst hadden in Europa. Het echec van de multiculturele samenleving in het Habsburgse Rijk en steden als Odessa met de daaruit voortvloeiende pogroms en uitstoting, het echec van de Dreyfus-affaire die duidelijk maakte dat de idealen van de Franse revolutie niet voor Joden golden, deze Europese nederlagen hebben het zionisme doen opstoten in de vaart der volkeren.
Pech
Onvermijdelijk kwam met de verspreiding van de zionistische gedachte ook de (aanvankelijk beperkte) militarisering van de beweging in Palestina op gang, zogenoemde Joodse zelfverdedigingsgroepen. Het Arabisch nationalisme werd ongeveer tegelijkertijd geboren, maar de Palestijnen hadden de pech dat zij tot twee keer toe onderdanen waren van stervende imperia, eerst van het behoorlijk corrupte Ottomaanse imperium, vervolgens van het langzaam wegkwijnende Britse imperium, dat verdeeld was over de vraag in hoeverre de zionisten gesteund moesten worden.
Na de Tweede Wereldoorlog was het aanvankelijk vooral Rusland dat zich als beschermer opwierp van de op te richten Joodse staat. Amerika werd pas beschermheer van Israël toen bleek dat het land niet ten dode was opgeschreven. Amerika heeft er nooit van gehouden op verliezers te wedden. Het blijft natuurlijk twijfelachtig of Israël zonder de Holocaust in 1948 tot staat zou zijn uitgeroepen, maar hypothetische geschiedschrijving moet zoveel mogelijk worden vermeden.
Die oprichting was voor de Palestijnen een catastrofe, de ‘Nakba’, die bestond uit etnische zuiveringen, verdrijvingen, soms regelrechte terreur waarop contraterreur volgde. Dat de Nakba de Palestijnse identiteit heeft vormgegeven en aanzienlijk heeft versterkt, is geen toeval. De cultuur der nederlagen vormt doorgaans de collectieve identiteit.
Een bondige geschiedenis sinds die oprichting: na de Zesdaagse Oorlog in 1967 kreeg Israël de Westelijke Jordaanoever, de Gazastrook, de Golanhoogten en de Sinaïwoestijn in handen (de Sinaïwoestijn werd in 1982 teruggegeven aan Egypte), waarna de kolonisering van de Westelijke Jordaanoever en in mindere mate de Gazastrook volgde. In 1977 won Likoed onder leiding van Menachem Begin voor het eerst de verkiezingen, wat de partij zeker ook te danken had aan Joodse Israëliërs afkomstig uit Arabische landen. Niet lang daarna volgde in 1982 de Libanonoorlog met als doel de verdrijving van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) uit Libanon en het installeren van een Israël-vriendelijk regime in Beiroet onder leiding van de christelijke Libanees Bashir Gemayel. Het eerste lukte, het tweede mislukte faliekant, waarop de door Israël gedoogde moordpartijen in de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Shatila volgden. De Libanonoorlog was de eerste oorlog waarbij sommige Israëlische soldaten zich tegen de politici keerden die hen naar het front hadden gestuurd.
Begin jaren negentig, na de eerste intifada, begon het vredesproces dat uitmondde in de Oslo-akkoorden. Iemand als de Palestijnse intellectueel Edward Saïd (1935-2003) meende dat deze akkoorden slechts een verlengstuk vormden van de onderdrukking, anderen zagen in het aanbod dat de Israëlische premier Barak in 2000 aan Arafat deed – dat aanbod vloeide voort uit de Oslo-akkoorden – de basis van een langdurige vrede. De historicus Benny Morris, auteur van het uitstekende Righteous Victims. A History of the Zionist-Arab Conflict 1881-2001, lijkt die laatste mening te zijn toegedaan.
Hoe dan ook, vrede kwam er niet, Barak verloor de daaropvolgende verkiezingen, de tweede intifada begon en daarmee overleed de tweestatenoplossing, voor zover die toen levensvatbaar was.
De Palestijnse kwestie als geheel is sindsdien zelfs grotendeels van het geopolitieke toneel verdwenen. (Toen Zelensky aan het begin van de oorlog zei dat Oekraïne zoals Israël moest worden, bedoelde hij waarschijnlijk dat de Oekraïners geen zin hebben om de Palestijnen van Oost-Europa te worden: een volk dat op empathie van een internationale, progressieve voorhoede kan rekenen, maar niet meer dan dat, het soort empathie dat men doorgaans reserveert voor uitstervende diersoorten.)
Na het afsterven van de hoop op vrede volgde de fase waarin de hoofdrolspelers (Israël, Palestijnse Autoriteit, Hamas, Hezbollah) ondanks diverse gewapende en andersoortige conflicten feitelijk geen ander belang kenden dan het in stand houden van de status quo. Dit was de fase van Benjamin Netanyahu. Hij zou zich ontpoppen als een corrupte maar vakkundige overlevingskunstenaar en werd verleden jaar premier van het meest extreme kabinet in de Israëlische geschiedenis, bestaande uit religieuze zeloten, Joodse fascisten, messianisten en verder nog iets wat met enige welwillendheid verstaan kan worden onder normaal rechts. De toekomst zal uitwijzen wat voor schade hij in staat is aan te richten.
Grootschalige protesten
Op woensdag 26 april wordt in Israël Jom Haätsmaoet gevierd, de onafhankelijkheidsdag: Israël bestaat 75 jaar. Of dat een dag van viering zal zijn of van grootschalige protesten tegen de plannen van de regering-Netanyahu om het Israëlische Hooggerechtshof te ontmantelen, valt eveneens te bezien, vermoedelijk vooral het laatste.
Voor hen die zich noch met Joden noch met Palestijnen identificeren zijn Israël en Palestina kanaries in de kolenmijn. Zij beantwoorden samen de vraag: heeft de typisch negentiende-eeuwse natiestaat – dat wil zeggen: een staat die enige homogeniteit nastreeft gebaseerd op etniciteit of de illusie daarvan – toekomst?
Sinds 1950 is in Israël de zogenoemde Wet op de Terugkeer van kracht die bepaalt dat elke Jood, wat we ons daar ook bij voorstellen, mag ‘terugkeren’ naar het beloofde land. Zoals men voorvoelde dat het antisemitisme in Europa onuitroeibaar was, zo gold de aanname dat een Jood in het buitenland zijn burgerrechten hoogstens onder voorbehoud geniet, dat hij als puntje bij paaltje komt niet door de staat waarvan hij ingezetene is zal worden beschermd. Dit was wat Abel Herzberg (1893-1989) bedoelde toen hij zei dat zonder Israël elke Jood een ongedekte cheque is.
De afgelopen decennia is uit deze gedachte, feitelijk de raison d’être van Israël, een politiek gegroeid die het dictum van jurist Carl Schmitt (1888 -1985) volledig heeft geïnternaliseerd: politiek is het onderscheid van vriend en vijand en de noodsituatie, de strijd op leven en dood, ligt altijd om de hoek. Het gevolg is een gemilitariseerde samenleving waarin de burgerrechten van sommigen, soms ook van allen, terzijde worden geschoven. De toekomst van Israël en Palestina zal ons vertellen of deze politieke levenshouding een laatste restant is van de oude geschiedenis, het gehinnik van een stervend paard, of juist de onvermijdelijke weg voorwaarts; het liberalisme stribbelt gewoon nog wat tegen.
Het politieke messianisme dat sinds de Zesdaagse Oorlog alleen sterker is geworden heeft dat wereldbeeld uiteraard omarmd. De toenemende invloed van een steeds groter wordende religieuze minderheid en de soms zeer conservatieve reflexen van de geëmigreerde Joden uit de voormalige Sovjet-Unie en diverse Arabische landen hebben van dat messianisme een politieke kracht van belang gemaakt in Israël. Minstens zo belangrijk is het feit dat de voornaamste buitenlandse ondersteuners van Israël, zeker in Amerika, niet meer Joden zijn maar evangelisten die menen dat de opkomst – en uiteindelijk ook ondergang – van Israël de terugkeer van Jezus zal bewerkstelligen. Zonder Israël is hun ziel als het ware een ongedekte cheque.
Volgens Hannah Arendt zijn de valse Joodse messiassen altijd fataal geweest voor het Joodse volk. De Poolse Nobelprijswinnaar Olga Tokarczuk heeft een roman over een van die messiassen geschreven, Jacob Frank, maar niet eerder werd het messianisme zo gemilitariseerd. Dat is levensgevaarlijk, voor Israël zelf, voor Palestina, voor de regio, en voor de wereld.
Waaraan moet worden toegevoegd dat het de christenen in Europa waren die de Joden met pijn en moeite ervan hebben overtuigd dat demilitarisering en vertrouwen op redelijkheid gelijk staan aan zelfmoord.