Het aantal mensen met allergieën als hooikoorts stijgt explosief. Hoe komt dat?
Volkskrant. Miluska van Rompu 7 juni 2024
Vier miljard euro. Zoveel bedragen in Nederland de jaarlijkse maatschappelijke kosten aan ziektedagen en zorg voor mensen met ernstige hooikoorts, schatten TNO en ziekenhuis Amsterdam UMC. Die kosten nemen de komende jaren alleen maar toe, is de verwachting. En niet alleen voor mensen die ziek worden van stuifmeel: álle allergieën komen steeds vaker voor.
‘Waar allergieën begin deze eeuw nog als zeldzaam werden gezien, heeft naar verwachting de helft van de bevolking binnen de EU in 2025 een allergie’, schreef de Europese Academie voor Allergie en Immunologie in 2015. Of die voorspelling komend jaar uitkomt, is onduidelijk – het aantal mensen met allergieën wordt niet centraal bijgehouden – maar dat de laatste decennia sprake is van een explosieve toename staat buiten kijf.
De schattingen lopen uiteen, maar pakweg 20 procent van de Nederlanders heeft tegenwoordig last van hooikoorts. Nog eens 10 tot 20 procent heeft een andere luchtwegallergie, zoals voor huisstofmijt, katten of honden, en zo’n 1 tot 5 procent van de bevolking heeft een voedselallergie. Ook is het aantal mensen met astma, dat kan ontstaan door luchtwegallergieën, de afgelopen decennia steeds met 50 procent per decennium toegenomen.
Waar komt die allergieënepidemie vandaan? En waar blijft toch dat wondermiddel tegen snotteren, uitslag en gevaarlijkere allergische reacties?
Betere hygiëne of juist luchtvervuiling: wat verklaart de explosieve groei van het aantal mensen met allergieën?
Berlijn, 1989. Na de val van de muur adopteert de voormalige DDR de westerse leefstijl, van junkfood tot vaccinaties en vanbeter geïsoleerde huizen tot kamerbreed tapijt. Begin jaren negentig valt wetenschappers op dat die veranderingen gepaard gaan met een snelle toename van allergieën bij kinderen in steden ten oosten van Berlijn, zoals Leipzig. Hun conclusie: allergieën worden ten dele veroorzaakt door de westerse leefstijl.
Het is een onder allergologen geliefd voorbeeld dat de zogenoemde ‘hygiënehypothese’ onderschrijft: hoe beter onze levensomstandigheden, door geïsoleerde huizen, vaccinaties en gedegen riolering, hoe meer allergieën we ontwikkelen.
‘Terwijl infectieziekten als mazelen, de bof, tuberculose en hepatitis A na de Tweede Wereldoorlog dramatisch afnamen’, vertelt immunoloog Huub Savelkoul in een online hoorcollege voor de Universiteit van Nederland, ‘namen ziekten gerelateerd aan het immuunsysteem, zoals de ziekte van Crohn, diabetes type 1 en allergieën dramatisch toe.’
De verklaring hiervoor zoeken allergologen in de geringe blootstelling aan ziekteverwekkers, waardoor ons immuunsysteem zich minder goed ontwikkelt en een afweerreactie in gang zet wanneer die helemaal niet nodig is. ‘Want dat is wat een allergie is,’ zegt Monique Gorissen, kinderarts-allergoloog bij het Deventer Ziekenhuis, ‘een onterechte afweerreactie op een op zichzelf onschuldige stof.’
Niet alléén hygiëne
Maar de hygiënehypothese op zichzelf volstaat niet om de blijvende toename van allergieën te verklaren, zegt Gorissen. ‘Andere aspecten van onze leefstijl brengen ons immuunsysteem óók uit balans.’
Zo blijkt uit onderzoek dat allergieën vaker voorkomen bij mensen met ernstig overgewicht, een aandoening die de afgelopen veertig jaar in Nederland verdrievoudigde. Overtollig vet verhoogt de productie van onder andere cytokinen, schrijven de onderzoekers, cellen die het immuunsysteem aansturen. Daardoor ontstaat een permanente ontstekingsreactie, die een enorme wissel trekt op het immuunsysteem, wat de kans op allergieën vergroot.
Ook stress, waarvan bekend is dat dit het immuunsysteem op scherp stelt, hing in onderzoek samen met allergieën.
En waarschijnlijk de belangrijkste boosdoener van deze tijd, volgens Gorissen: wasmiddel. Specifieker: het bestanddeel alcoholetoxylaat, dat steeds meer voorkomt in wasmiddel.
‘Hoge concentraties van die stof vergroten het risico op allergieën, omdat die het beschermende vetlaagje op de huid verwijderen. En een droge huid is waardoor de meeste allergieën ontstaan. Het immuunsysteem, dat zich net onder de huid bevindt, ligt dan open en bloot. Als de huid op dat moment in aanraking komt met bijvoorbeeld pinda, ei, pollen, honden- of kattenharen, kan het afweersysteem bestanddelen daarvan als een bedreiging zien.’
Bestanddelen die door het lichaam potentieel als een bedreiging worden gezien, zijn zogenoemde ‘allergenen’: huisstofmijt bevat 1 allergeen, pinda wel 7. Als zo’n allergeen eenmaal als kwaadaardig is bestempeld door het immuunsysteem, maakt het lichaam meer van de antistof immunoglobuline E (igE) aan, die een proces in gang zet om het allergeen af te breken.
Dat werkt als volgt: igE zit aan de buitenkant van afweercellen en activeert die als er een allergeen met de igE in aanraking komt. Door de grote hoeveelheid igE in het lichaam van allergische mensen, kan bij de kleinste hoeveelheid allergenen al een afweerreactie ontstaan.
Kinderen zijn door de kwetsbaarheid van hun huid extra gevoelig voor het ontwikkelen van allergieën, zegt Gorissen. ‘Veruit de meeste allergieën ontstaan op de leeftijd van 0 tot 2 jaar.’
Andere onderzoeken naar de oorzaken van allergieën vinden de laatste jaren een verband tussen allergieën en aangetast epitheel, het zachte weefsel dat een barrière vormt tussen het lichaam en de buitenwereld, bijvoorbeeld in je neus, slokdarm en maag. Door industrie vervuilde lucht en afwasmiddel in eten maken deze barrière mogelijk kapot en mensen zo ontvankelijker voor allergieën, speculeren onderzoekers in Nature.
Klimaatverandering verergert hooikoorts
Wat als een paal boven water staat, is de invloed van klimaatverandering op hooikoorts: door de stijgende temperaturen bloeien planten eerder, langer en intenser, waardoor er meer pollen in de lucht komen. Sommige onderzoeken wijzen er zelfs op dat de mate waarin pollen een allergische reactie kunnen veroorzaken, sterker wordt, schrijft het RIVM in een onlangs verschenen rapport.
Bovendien maken warmteminnende, Zuid-Europese allergene planten hun opmars naar het noorden. Neem de alsemambrosia, schrijft het RIVM. Die bloeit laat in het seizoen, wanneer inheemse pollen al zijn uitgeraasd, en verlengt zo het pollenseizoen.
Tegelijkertijd neemt de biodiversiteit van inheemse planten af, waardoor er minder soorten op hetzelfde moment in bloei staan en de concentratie pollen per soort toeneemt. Die pieken van bepaalde pollensoorten lokken allergische reacties uit, zegt Gorissen.
‘Een gezond afweersysteem ligt altijd op de uitkijk voor gevaren. Daarbij negeert het achtergrondruis, zoals kleine hoeveelheden van tientallen verschillende pollen. Maar op het moment dat een van die pollen heel sterk aanwezig is, slaat het immuunsysteem bij sommige mensen alarm.’
Daar is een taak weggelegd voor de gemeente, zegt Gorissen: ‘De berm hoeft niet gemaaid te worden, als er maar verschillende soorten grassen staan – laat ze dan maar lekker bloeien.’
Pillen en prikken: waar blijft dat ene wondermiddel?
Voor de meeste mensen betekent allergiebehandeling: symptoombestrijding. Zo is er bij drogisten antihistamine verkrijgbaar, een medicijn dat de hoeveelheid histamine, een stof die de afweerreactie veroorzaakt, vermindert. Bij acute, levensbedreigende allergische reacties zorgt een shot adrenaline met bijvoorbeeld de zogenoemde EpiPen ervoor dat de gekelderde bloeddruk weer herstelt.
Voor mensen met dit soort ernstige allergieën is er naast met een scheut adrenaline ook de mogelijkheid de allergie te behandelen met immunotherapie. ‘Daarbij geven we mensen antihistamine en dienen dan heel kleine hoeveelheden allergenen toe middels een injectie, zodat het lichaam langzaam aan de stof went’, zegt Gorissen. Na drie jaar elke maand een injectie wordt de allergie voor zo’n tien tot vijftien jaar gedempt – helemaal verdwijnen doet die niet.
Dit mechanisme – immuniteit opbouwen door blootstelling – is zo oud als de weg naar Kralingen, maar toepassing in de praktijk gebeurt pas de laatste decennia.‘Immunotherapiewordt steeds verfijnder, waardoor de kans op levensbedreigende allergische reacties afneemt. Soms gebeurt dat nog wel – dan dienen we een adrenalineshot toe.’
Voor die kleine groep mensen met heel ernstige allergieën is de behandeling nog niet verfijnd genoeg. In plaats van antihistamine krijgen zij daarom voorafgaand aan de immunotherapie een medicijn dat eerder in het proces ingrijpt: anti-igE.
IgE zorgt door activering van de afweercel dat onder meer histamine vrijkomt. Door de igE tegen een specifiek allergeen te blokkeren, wordt de activatie van afweercellen voorkomen – en daarmee de afgifte van ontstekingsstoffen zoals histamine.
‘Maar het is een duur middel en het zijn pijnlijke injecties’, zegt Gorissen. ‘We gebruiken het alleen als het écht nodig is.’ Wat nieuwe behandelingen betreft ligt daar dan ook de behoefte, zegt Gorissen: bij minder ingrijpende, effectieve onderdrukking van ernstige allergieën, zodat patiënten met die allergieën gemakkelijker immunotherapie kunnen ondergaan.
Onderzoek naar nieuwe behandelingen richt zich op het nóg eerder in de keten ingrijpen, zegt Joost van Neerven, immunoloog verbonden aan de Wageningen Universiteit. ‘Hoe eerder je ingrijpt, hoe beter. Met name bij allergische astma, maar ook bij andere allergieën, spelen meer mechanismen dan alleen de activatie van afweercellen door igE. Door eerder in de cascade van de allergische afweerrespons in te grijpen, bijvoorbeeld door de aanmaak van igE te remmen, kun je die verschillende mechanismen aanpakken.’
Daarnaast zijn een aantal bedrijven bezig met de ontwikkeling van ‘passieve’ immunotherapie, zegt Van Neerven. Bij de eerder beschreven ‘traditionele’ immunotherapie maakt het lichaam door blootstelling aan het allergeen ‘goede’ antistoffen aan, die net als igE het allergeen uit het bloed vangen, maar in tegenstelling tot igE géén afweerreactie in gang zetten. ‘Die ‘goede’ antistoffen direct toedienen, noemen we passieve immunotherapie. Dat zou een effectieve manier kunnen zijn om de allergische reactie tijdelijk te onderdrukken.’
Nadeel hiervan is dat één allergene stof vaak meerdere allergenen bevat. ‘Pinda heeft bijvoorbeeld wel zeven belangrijke allergenen. Je zou dan dus antistoffen tegen al die allergenen moeten toedienen.’ Ingrijpen op de aanmaak van igE is dan efficiënter. ‘Maar bij sommige allergieën, zoals voor berkenpollen en kattenhaar, waar vooral een enkel allergeen van belang is, is het toedienen van antistoffen zeker een optie.’
Voor de groep waarbij immunotherapie geen ernstige allergische reactie uitlokt, is de behandeling steeds vaker in tabletvorm beschikbaar.‘Zo’n tablet voor boompollenallergie bij volwassenen is nu een jaar beschikbaar’, zegt Gorissen. ‘Later dit jaar waarschijnlijk ook voor kinderen.’
Als de eerste tabletinname onder toeziend oog van een arts goed verloopt, kunnen patiënten die tabletten dagelijks thuis slikken. Dat is fijn voor patiënten, maar ontlast ook de zorg: alleen voor jaarlijkse controle is nog een fysiek consult nodig.
Idealiter zou ze al haar patiënten die tabletten aanbieden, zegt Gorissen, want in tegenstelling tot andere medicatie vermindert immunotherapie de allergie zélf, en op lange termijn.
‘Helaas is dat te duur: de behandeling kost 1.000 euro per persoon per jaar, totaal dus zo’n 3.000 euro.’ Hooikoorts kost de Nederlandse maatschappij zo’n 4.800 euro per persoon per jaar, berekenden onderzoekers van TNO Research en het Amsterdam UMC. Onder de streep zou behandelen dus goedkoper zijn, maar daar is geld noch zorgpersoneel voor.
‘We verwachten in de zorg de komende tien jaar alleen maar minder personeel, terwijl het aantal allergieën blijft toenemen’, zegt Gorissen. ‘Lang niet iedereen kan straks nog met een allergie bij de dokter terecht.’
Om de zelfredzaamheid van mensen met allergieën te vergroten, begon Gorissen de Nationale Allergie Monitor, een stichting die kennis over allergieën verstrekt. ‘Onlangs hebben we een chatbot gelanceerd die helpt een diagnose te stellen.’ Op basis van die diagnose kunnen mensen zelf medicatie kopen bij de drogist, of een gerichte vraag aan hun huisarts stellen. ‘Zoals: ik heb hooikoorts, mag ik die-en-die medicatie?’
Bovendien is er ook zoiets als ‘doe-het-zelf-immunotherapie’: in plaats van jezelf te isoleren tijdens het pollenseizoen, of de boom in je tuin om te zagen, zegt Gorissen, moet je met hooikoorts juist een wandeling door het bos maken. ‘Met antihistamine dan wel, anders is het niet te doen. Die blootstelling dempt je immuunsysteem.’
Allergieën voorkomen
Tot zo’n tien jaar geleden was het advies in Europa: houd kinderen uit de buurt van pinda’s, om allergieën te voorkomen. Maar het aantal kinderen met pinda-allergieën in Europa bleef stijgen. Daarom vergeleken wetenschappers een groep kinderen uit Engeland met leeftijdsgenoten in Israël, waar pinda’s wél een gebruikelijk onderdeel van het kinderdieet waren.
Wat bleek: pinda-allergieën komen veel vaker voor bij kinderen die pinda’s hun eerste levensjaren vermijden.
‘Nu is de consensus: potentiële allergenen zo vroeg mogelijk introduceren om allergieën te voorkomen’, aldus Gorissen. Op die manier went het kind aan het voedingsmiddel, voordat er een allergie kan ontstaan.
Gorissen: ‘Wij zeggen altijd: het is verboden om zelf pindakaas te eten en je kind niets te geven. Daarnaast moet je, om allergieën te voorkomen, ontzettend zuinig zijn op je huid. Niet te veel zeep gebruiken. Zeker bij baby’s niet. En je huid goed invetten als die droog is.’
Om luchtwegallergieën op te sporen bestaan goede tests, zegt Joost van Neerven, als immunoloog verbonden aan de Wageningen Universiteit. ‘Zoals een huidtest, waarbij kleine hoeveelheden allergeen in de huid worden gespoten om te zien of er een reactie ontstaat. Of een bloedtest, waarbij de hoeveelheid immunoglobuline E, de stof die een allergische reactie ontketent, wordt gemeten.’
Bij voedselallergieën zijn die indicatoren niet geschikt, zegt Van Neerven. De helft van de kinderen die op basis van deze tests een voedselallergie zouden hebben, heeft daar in de praktijk geen last van.
‘Daarom is voor het vaststellen van een voedselallergie nog altijd een provocatietest nodig, waarbij kleine hoeveelheden van het allergeen oraal worden toegediend. Dat kan tot heftige allergische reacties leiden. Idealiter zou je bij vermoede voedselallergieën bloed afnemen en dáár testjes mee doen, in plaats van op de persoon zelf.’
Maar allergeen toevoegen aan het bloed en zien wat er op celniveau gebeurt is een complex en specialistisch werkje, dat niet zomaar direct na afname in elk lab gedaan kan worden.
‘Een aantal labs in Nederland werken daarom aan een methode waarbij de interactie tussen verschillende antistoffen en het basofiel, de cel die de afweerreactie in gang zet, in het bloed kan worden nagebootst met het serum (de vloeistof die overblijft als bloed stolt, red.) van de patiënt en bloedcellen van bijvoorbeeld de bloedbank.’
Het duurt zeker nog een aantal jaar voordat dit een goedgekeurde diagnostische methode is, aldus Van Neerven.