Een mens kan té rijk zijn
Limitarisme noemt ze het: de leer die zegt dat er een grens is aan wat een mens redelijkerwijs mag bezitten. Filosoof Ingrid Robeyns over waarom grote rijkdom de democratie en de planeet bedreigt.
Touw, Lidwien Dobber 1 december 2023
In 2020 en 2021 voegden de 400 rijkste miljardairs in de VS 4,5 biljoen dollar toe aan hun vermogen. In die jaren was de coronapandemie op haar hoogtepunt, mensen stierven, schoolkinderen zaten thuis, net als hun ouders, die aan de keukentafel probeerden hun werk te doen. Als ze dat nog hadden.
Stel je voor wat overheden – in dit geval de Amerikaanse overheid – hadden kunnen doen als ze hun rijken doeltreffend hadden belast, schrijft Ingrid Robeyns in haar boek Limitarisme, dat deze week verscheen. Dan hadden ze genoeg geld gehad om iedereen gratis mondkapjes en zelftests te geven. En alle scholen van een nieuw ventilatiesysteem te voorzien, zodat die de deuren konden openhouden en er geen corona-cohort schoolkinderen met leer- en sociale achterstanden was ontstaan. Een zeer efficiënte besteding van geld, die het welzijn van miljoenen mensen had verhoogd.
Maar ja, de biljoenen ging dus naar die 400 superrijken. Verhoogde het hun welzijn ook? Dat ligt aan je definitie, zegt Robeyns, filosoof en hoogleraar ethiek van instituties aan de Universiteit Utrecht. Is welzijn dat je in je basisbehoeften kunt voorzien, goed kunt eten en drinken, kleren kunt kopen, dat je mee kunt doen met de mensen om je heen, dat je kunt floreren? Dan draagt 4,5 biljoen extra niet bij. Van één paar schoenen naar twee paar is vooruitgang, van 29 naar dertig paar is ‘oh ja, die had ik ook nog’.
Definieer je welzijn als het vermogen om in ál je behoeftes te kunnen voorzien, dan helpt het even, maar nooit lang. Heb je net die Van Gogh aan de muur, dan verlang je ineens intens naar een ruimtereis van 12 minuten die je voor 28 miljoen dollar kunt kopen bij Jeff Bezos. “Dat grenzeloze zit in het neoliberalisme, de economische ideologie die de wereld sinds de jaren tachtig domineert: je niet kunnen indenken dat het beter is voor mensen om op zeker moment te zeggen: en nu is het genoeg.”
Maar mensen kunnen echt té rijk zijn, vindt Robeyns, zo rijk dat ze te machtig worden, de planeet te zeer belasten, de democratie ondergraven. Dus pleit ze voor het limitarisme, een term die ze zelf muntte. Ieder welvarend individu – en daarmee bedoelt Robeyns echt niet alleen de superrijken, menig succesvol ondernemer of BN’er valt ook in die categorie – moet de rijkdom die zijn kwaliteit van leven niet verhoogt weggeven op zo’n manier dat er urgente noden, als armoede en het klimaatprobleem, mee worden gelenigd. Moreel gezien heeft de rijke geen recht op dat surplus.
Die rijke zal zeggen: mijn rijkdom is mijn persoonlijke verdienste, dus blijf ervan af. Waarom klopt dat niet, vindt u?
“Je kunt mijns inziens niet zeggen dat je het verdient in morele zin. Om twee redenen. De eerste is toeval. Onze talenten, onze handicaps, onze aangeboren ziektes, daar hebben we geen controle over. Er zijn gewoon een zaadcel en een eicel bij elkaar gekomen, waaruit jij bent geboren. Je gestel, hoeveel energie je hebt, daar had je ook geen controle over.
“Waar je werd geboren en bij welke ouders, dat noemt de Amerikaanse politiek filosoof John Rawls de natuurlijke loterij. Als je een goed lot had, nou, tel je zegeningen. Wie je tegenkomt, die leerkracht die je een duwtje in de rug gaf, het is allemaal toeval.
“Wat niet betekent dat je nergens meer verantwoordelijkheid voor bent. Je kunt best zeggen: ik heb geluk gehad en dat betekent dat ik nu mooie dingen kan doen met mijn leven. Dus ook goed geld verdienen. Maar in plaats van te denken ‘och, dat heb ik toch maar goed gedaan’, leidt dat besef dat je geluk hebt gehad tot een soort bescheidenheid. Bescheidenheid van succesvolle mensen, die ze in staat stelt om te delen en te kiezen voor een meer zorgzame samenleving.”
En de tweede reden?
“Je kunt zeggen: ik verdien goed, want ik werk hard, of ik heb geïnnoveerd. Maar mensen die nu succesvol zijn, bouwen voort op de erfenis van de generaties voor ons, op wat die hebben bedacht en opgebouwd. Het internet is ontwikkeld met overheidssubsidies en zonder internet waren Google-oprichters Sergey Brin en Larry Page nooit zo rijk geworden. Er is een Grondwet, die ons behoedt voor anarchie, er is een scheiding der machten die ons behoedt voor politieke willekeur, er is riolering die ons behoedt voor cholera-uitbraken. Met die basis op orde, kún je hard werken en kún je innoveren.
“Een interessant gedachte-experiment: pak Jeff Bezos of iemand anders uit de Forbes 400. Zet die op een eiland waar al die dingen niet zijn. Dan kunnen ze niks.
“Het denken is niet altijd zo geweest. Jonas Salk, de man die in 1955 het poliovaccin uitvond, had immens rijk kunnen zijn. Zie maar hoeveel geld er omgaat in de wereld van coronavaccins. Maar toen Salk werd gevraagd wie het patent had, zei hij: ‘Nou, de mensen, lijkt me. Er is geen patent. Je kunt de zon toch ook niet patenteren?’.”
Veel geld is bovendien besmet, schrijft u. Wat bedoel je daarmee?
“Kijk naar hoe het slavernijverleden doorwerkt op de vermogensverdeling van nu. Toen ik daarover ging nadenken, dacht ik: wow! Dat heeft wellicht ook hier – hoe zit het met ons koningshuis? – maar zeker in Amerika nog altijd grote effecten. Als alle tot slaaf gemaakten gecompenseerd waren voor hun onbetaalde arbeid onder afschuwelijke omstandigheden, dan hadden we nu een hele andere verdeling gehad.
“De Franse econoom Thomas Piketty schrijft hoe er in het Haïtiaanse akkoord om de slavernij af te schaffen geen compensatie kwam voor de tot slaaf gemaakten, maar juist voor de Franse plantage-eigenaren. Haïti heeft zich zwaar in de schulden moeten steken om die te kunnen betalen.
“Bij klimaat zien we nu een zelfde soort discussie. De fossiele industrie heeft heel veel geld waar ze niet op zou mogen zitten, omdat ze de ecosystemen vele jaren bewust schade heeft berokkend. Om bedrijven nu zo ver te krijgen dat ze olie in de grond laten zitten, denkt men na over een ‘win-win’. Compensatie, of uitkopen met publiek geld.
“Misschien is dat het enig haalbare, politiek gezien, maar vanuit het perspectief van rechtvaardigheid is dit best absurd. Een grove schending van het ‘de vervuiler betaalt’-principe. Eigenlijk moet je bedrijven als Shell en BP de rekening presenteren. Het laat zien hoe ver de morele analyse en de realpolitik uit elkaar liggen.”
Wie paal en perk wil stellen aan rijkdom, wordt nogal eens verweten gewoon jaloers te zijn, schrijft Robeyns in haar boek. Ze ziet het als een poging om elke discussie in de kiem te smoren. En dat mag niet gebeuren, vindt ze, want er staat nogal wat op het spel.
In de periode na de Tweede Wereldoorlog tot het midden van de jaren zeventig, begin tachtig, nam de ongelijkheid wereldwijd af, schrijft ze. Toen begon het neoliberalisme aan haar opmars, met Ronald Reagan en Margaret Thatcher als boegbeelden. De markt haar werk laten doen, niet te veel overheidstoezicht, daar werd iedereen beter van, was hun verhaal. Maar zo pakte het niet uit, is Robeyns analyse.
Zwakke overheden maakten het makkelijker om meer rijkdom te genereren: geld kon zich voortaan vrijelijk over de planeet bewegen en daar landen waar het het meeste opbrengt. En omdat ook rijken zich het liefst aan de wet houden, zorgden ze ervoor dat die in hun voordeel werd herschreven. Zo zetten ze geld om in macht, en macht in manieren om nog meer geld te verzamelen.
Er kwam bijvoorbeeld belastingwetgeving die ze alle ruimte gaf om belasting te ontwijken, zodat ze die niet hoefden te ontduiken. Een luisterend oor vonden ze door te doneren aan politieke partijen of presidentskandidaten, door ongekend veel geld te steken in lobbyen of, subtieler, in denktanks en de sponsoring van onderzoek. Rijken zijn bovendien oververtegenwoordigd in de politieke klasse, zegt Robeyns.
U werpt de vraag op: zijn de rijken niet al te machtig om ze nog een halt toe te roepen.
“Als je ziet hoe de Amerikaanse multimiljardairs Charles en David Koch, die al in de jaren zeventig politici, universiteiten en onderzoek zijn gaan sponsoren, en het media-imperium van Rupert Murdoch, met Fox News voorop, de Republikeinse Partij naar rechts hebben getrokken, dan is er een probleem. Dat ook speelt bij de Democraten trouwens. Hillary Clinton ging naar Wall Street om geld op te halen. En wie betaalt, bepaalt.
“Ik moet zeggen, dat was wel een punt in mijn boek waarop ik me echt ongemakkelijk begon te voelen. Je komt op het terrein van samenzweringstheorieën over het World Economic Forum en zo, dus dat is een lastige.
“Maar wat mij verraste is het bestaan van sociologische literatuur over die trans-kapitalistische klasse, mensen die wereldwijd verbonden zijn en de neoliberale agenda op allerlei plekken proberen uit te rollen. Spelers worden met naam en toenaam genoemd. Dus toen dacht ik: het ís zo dat de mensen die deze ideologie aanhangen disproportioneel veel invloed hebben.”
Je kunt ook zeggen: als zij in staat waren om hun ideologie zo dominant te maken, moet er ook een manier zijn om een andere weg in te slaan. Er zijn kennelijk knoppen waar je aan kunt draaien.
“Zeker, uiteindelijk zijn het mensen die dingen in gang zetten. Al geloof ik wel dat je als individu niet zoveel kunt doen, zeker als je niet in een geprivilegieerde positie zit.
“Toch, het aantal mensen dat lid is van een politieke partij of een vakbond gaat al jaren achteruit. Word lid! Informeer je, abonneer je op een krant. Je kunt je informatie niet van X of Facebook halen, want die staan vol met leugens. Praat met je vrienden en buren over politieke kwesties.
“Wat nodig is, is dat we onszelf als burgers zien en niet alleen als consumenten. En dat wij, als burgers, ons onze samenleving toe-eigenen.
“Eerlijk gezegd denk ik dat we al op een kantelpunt zitten, dat steeds meer mensen het economische systeem een probleem vinden, vanwege die ongelijkheid en om wat het doet met de planeet. Dat het zo niet verder kan. Ook de rijken zelf. In de VS en het VK zijn er clubs als de Patriotic Millionaires die pleiten voor hogere belastingen voor de rijken. Die clubs waren er niet, twintig jaar geleden. En iemand als Sander Schimmelpennink [die rijk is en met zijn tv-programma Sander en de kloof de ongelijkheid in Nederland tot gespreksonderwerp maakte, red.] hadden we toen ook niet.”
U pleit er in uw boek voor dat we met z’n allen discussiëren over waar de grens aan rijkdom moet liggen. Zelf geeft u een voorschot. Waar ligt de grens voor u?
“Ik denk dat de samenleving moet streven naar niet meer vermogen dan 10 miljoen per persoon. Dat is een inschatting. Ik heb hier geen onderzoek naar gedaan. Ik weet zelfs niet of je daar onderzoek naar kunt doen, dat zal de toekomst leren.
“Vragen zouden zijn: bij welk bedrag krijgen mensen disproportioneel invloed in de politiek, wanneer ontstaat er een levensstijl die verkwistend is en extreem schadelijk voor het klimaat? En anderzijds: hoe houd je mensen die gemotiveerd worden door geld verdienen, gemotiveerd om te produceren en te innoveren?
“Mijn inschatting is dat die grens in deze wereld niet haalbaar is. Terwijl, ikzelf vind die 10 miljoen nog veel te veel. Je kunt een heel goed leven leiden met veel minder.
“Persoonlijk zou ik de grens op 1 miljoen per persoon stellen. Ik weet dat een huis tegenwoordig al snel een miljoen kan kosten, maar dat heb je vaak met z’n tweeën. De overgrote meerderheid van mensen heeft geen miljoen aan persoonlijk vermogen.
“Ik noem die bedragen om de discussie op gang te brengen. Maar waar die grens moet liggen, dat is echt bedoeld als een vraag die mensen zich zouden moeten stellen.”
Dan is er de praktische uitvoering. De rijken kunnen hun geld weggeven maar, schrijft u, de wereld kan ook afspreken dat ieder belasting betaalt waar hij woont. Dat maakt belasting ontwijken lastiger.
“Ja dat is één gedachte. Wellicht hadden mijn uitgevers gehoopt dat ik met een blauwdruk zou komen: zo kunnen we het gaan doen. Maar dat is veel te ambitieus. Het gaat niet alleen over ongelijkheid, ook over duurzaamheid en andere desiderata voor een goed socio-economisch systeem. Daar wil ik de komende vijf jaar onderzoek naar doen, je moet tijd nemen om erover na te denken.
“Ik weet niet welk alternatief het beste is. Je hebt de degrowth-beweging, letterlijk: ontgroeien, en Kate Raworths donut-economie, die behoeftes wil bevredigen binnen de draagkracht van de aarde. Ik weet het niet precies, maar daar ergens ligt een toekomst.”
Ingrid Robeyns (1972, Leuven) studeerde economie in Leuven, sociale en politieke wetenschappen in Göttingen en promoveerde in de economie en filosofie in Cambridge. Eerder was ze hoogleraar praktische filosofie aan de Erasmus Universiteit, nu is ze hoogleraar ethiek van instituties aan de Universiteit Utrecht. Haar boek Limitarisme verscheen op 30 november.