De scholier heeft meer leraar nodig en minder therapeut

Op scholen wemelt het van de jeugdhulpverleners die probleemkinderen proberen te helpen, zonder al te veel succes. Tijd om de regie terug te geven aan de leraar, vindt psycholoog en onderwijswetenschapper Bert Wienen.

Trouw, Marten van de Wier 25 augustus 2024

Jeugdzorgprofessionals kijken vaak naar het individuele kind, en komen op basis daarvan met een advies aan de leraar als ‘Geef een beetje meer structuur in de klas’, zegt Wienen. “Dan denkt een leraar: ja, hallo! Daar ben ik de hele dag al mee bezig. Een leraar heeft te maken met 25 individuen. Zijn probleem is niet die ene leerling met autisme of die ene hoogsensitieve leerling. Zijn probleem is dat die leerlingen allemaal op elkaar reageren en hij ze ondertussen democratische waarden en rekenen moet bijbrengen.”

Onderwijs verwaarloosd

Wienen had verschillende functies in de jeugdzorg, en kwam onder andere als psycholoog op scholen. Nu pleit hij hartstochtelijk tegen de grote invloed van jeugdzorgwerkers met hun psychologische en therapeutische blik op het onderwijs, die volgens hem ten koste gaat van de positie van de leraar. “Door die focus op samenwerking tussen jeugdhulp en onderwijs hebben we het onderwijs verwaarloosd”, zegt Wienen.

Wienen komt graag met prikkelende statements. Bij leraren slaat zijn visie aan: zijn boek Van individueel naar inclusief onderwijs werd dit jaar gekozen tot onderwijsboek van het jaar. Met een compagnon richtte hij het Instituut voor Inclusief Onderwijs op, dat scholen helpt om problemen weer op een meer pedagogische manier aan te pakken – met de bril van de leraar, dus.

In uw boek citeert u een liedje van Kinderen voor Kinderen: ‘Jij kunt worden, worden wat je wil’. Wat is er volgens u mis met die tekst?

“Het gaat om het woordje ‘kunt’. Dat is onbegrensd. Je kunt altijd nog meer. Nog meer presteren met nog meer bijles, er nog mooier uitzien op sociale media met nog meer filters. Ik vind het niet erg als kinderen zeggen dat ze alles kunnen worden, want daar spreekt hoop uit. Maar als wij als volwassenen kinderen het idee inprenten dat je alles kunt worden wat je wilt, dan doen we geen recht aan het leven.

“Die taal van ‘er is altijd meer mogelijk’, dat is wat grote delen van de jeugdhulp drijft. Het lukt me niet met mijn opvoeding. We gooien er jeugdhulp tegenaan. Of: ik voel me depressief. Oké, in de jeugdhulp krijg je een oplossing. Alsof alles op te lossen is. Ik denk dat de meeste dingen die we nu als probleem ervaren, bij het leven horen. En dat is ook niet erg. Niet alles kan.”

U bent kritisch op het labelen van kinderen als ‘ADHD’er’ of ‘autist’. Maar hebben die diagnoses niet een functie?

“Labels zijn een naam voor bepaalde gedragingen, gebaseerd op wetenschappelijke afspraken. Ze zijn niet de objectieve waarheid. Ze kunnen een leraar helpen om te ordenen: die heeft meer nodig dat ik dit doe, en die heeft nodig dat ik dat doe. Dat is prima. Ik heb er een probleem mee als we onze ordening projecteren op het kind. Dat we gaan zeggen: jij bent een autist, het zit in jou.

“Terwijl we steeds meer in psychologische termen over kinderen zijn gaan praten, vallen steeds meer kinderen uit en zitten steeds meer kinderen thuis. In mijn ogen is de psychologisering daar de oorzaak van. We leggen de ‘schuld’ bij het kind, en hoeven dan niet meer na te denken over wat goed onderwijs is. Opvoeders kunnen zeggen: het ligt in elk geval niet aan mijn opvoeding. En de leraar kan zeggen: het ligt niet aan mijn manier van lesgeven. En de politiek kan zeggen: het ligt niet aan de verwaarlozing van het onderwijs. Zo kunnen wij allemaal weer verder. Maar ondertussen hebben we wel het kind ‘ziek’ gemaakt.

“En de jeugdhulp roept: kom maar bij ons. Wij lossen alle problemen op die het onderwijs niet kan oplossen. We gebruiken meer jeugdhulp dan ooit, maar kinderen worden steeds ongelukkiger. En voor die kinderen die echt jeugdzorg nodig hebben, hebben we het nu gewoon niet op orde.”

Verwacht u niet te veel van leraren, als die zelf dit soort problemen moeten oplossen in de klas?

“Ik denk dat er geen betere preventie is voor wat we nu jeugdhulp noemen dan gewoon goede lessen in rekenen, taal en democratische vaardigheden, in combinatie met bildung, de vormende kant van onderwijs. Het systeem is nu gebouwd op de hypothese: als het niet wil met een leerling, dan moeten we het via de psychologische hoek zoeken in de leerling, en dan verwachten we ook van leraren dat ze die bril opzetten. Dát vind ik te veel gevraagd.

“In plaats daarvan moeten we met een pedagogische bril kijken. Als een leerling het niet goed doet, zegt dat niet iets over die leerling, maar over de context van die leerling, over de school of ons schoolsysteem.”

Kunt u daar een voorbeeld van geven?

“Misschien moeten we iets uit dat propvolle curriculum halen. Of een cijfervrije school ontwikkelen. Ik denk ook dat leraren veel te weinig ruimte hebben om te groeien in het vak, of na te denken over wat veranderingen in de leerlingpopulatie betekenen voor het onderwijs.”

Zou een leraar mishandeling of verwaarlozing van een kind niet meer moeten signaleren?

“Een leraar kan wel signaleren. En mogelijk moet er buiten de school iets mee gebeuren. Maar voor de leraar blijft de kern: de pedagogische relatie. Onlangs was ik bij een overdracht van een gezin van het basisonderwijs naar voortgezet onderwijs. Er waren grote zorgen over verwaarlozing.

“Dan wordt gezegd: ‘Zit Veilig Thuis er al in? Want wij kunnen eigenlijk niks.’ Wat mij betreft is de eerste vraag: hoe kunnen wij als school dit kind kansen geven? We kunnen structuur bieden, we hebben hier een douche waar hij gebruik van kan maken. We kunnen hier een verlengde dag aanbieden, zodat de leerling ook hier huiswerk kan maken.”

Dat er hulp bij wordt gehaald, betekent toch niet dat de school achterover moet leunen?

“Als je veel jeugdhulp rond je school hebt, werkt dat lui denken in de hand. Misschien moeten we de jeugdzorg wat minder vrij toegankelijk maken.”

De hulpverlening heeft volgens u een andere kijk, die soms indruist tegen de pedagogische. Kunt u een voorbeeld geven?

“Neem het begrip ‘weerstand’. Tijdens mijn psychologieopleiding gold dat als iets negatiefs. Iemand die niet zijn pillen innam had bijvoorbeeld therapieweerstand. Die weerstand proberen psychologen weg te nemen.

“Terwijl weerstand in de pedagogiek juist uitermate belangrijk is. Want als je een kind iets nieuws wil leren, dan moet het vaak iets doen wat het niet leuk vindt. Dan moet het de tanden erin zetten, dan moet het stil zijn, dan moet het geconcentreerd zijn, iets doen waar het niet direct het nut van inziet. Allemaal dingen die voor weerstand zorgen, maar die cruciaal zijn voor het leren.

“Als het gaat om leerlingen met problemen, krijgen leraren vaak tips om weerstand weg te nemen. Bijvoorbeeld door verwachtingen te verlagen. Ik heb onderzoek gedaan bij thuiszitters, leerlingen die om allerlei redenen niet meer naar school gaan. Een van die thuiszitters vertelde: ‘Er werd van mij steeds minder verlangd. Ik kon steeds later in de les komen en uiteindelijk werd ik niet eens meer gemist.’

“Terwijl we uit onderzoek weten hoe belangrijk hoge verwachtingen zijn voor het leerproces. Ik denk dat het wegnemen van weerstand een van de oorzaken is van de lagere leerresultaten van de laatste jaren. En: ik denk dat door meer goede aandacht voor rekenen en taal, er uiteindelijk minder kinderen zullen zijn met allerlei klachten. Van een rekenles in groep 4 leer je veel meer dan alleen rekenen. Je leert jezelf te reguleren, je te verhouden tot anderen, tot iets wat je nog niet kan, je leert je onrust te beteugelen.”

Ondertussen krijgen kinderen minder vaak zo’n goede rekenles, vanwege het lerarentekort.

“We hebben de mond vol van ‘preventie van mentale problemen’, maar we zien over het hoofd dat een deel van onze bevolking gewoon geen leraar heeft. We hebben het meest minimale niet op orde, en we zijn al jaren aan het praten over wat er moet gebeuren.”

Wienen glimlacht, en gooit nog eens een knuppel in het hoenderhok: “Laten we de opleidingen op het gebied van psychologie en sociaal werk maar eens een paar jaar dicht doen. Wil je iets met kinderen doen? Hartstikke fijn, we hebben je keihard nodig, maar doe dan eerst een lerarenopleiding en ga een tijd voor de klas. Dat is ook goed voor het aanzien van de leraar. En als je dan nog de jeugdhulp in wilt is dat prima, dan doe je dat als kopopleiding. Er zullen altijd kinderen zijn voor wie extra zorg nodig is. Die kunnen dan terecht bij jeugdhulpwerkers die ook weten hoe het onderwijs in elkaar zit.”

Bert Wienen: bedrijfskundige, onderwijswetenschapper en psycholoog

Bert Wienen (1983) studeerde bedrijfswetenschappen, onderwijswetenschappen en psychologie. Hij promoveerde in 2019 in de ontwikkelingspsychologie. Hij werkte als projectleider en psycholoog in de jeugdzorg. Nu is hij onderzoeker bij het Lectoraat Jeugd van Hogeschool Windesheim en de Theologische Universiteit Utrecht.