Dieren slaan terug. Nu ook bij ons
Trouw, Martha Claeys 9 september 2024
We zijn hier niet alleen. Het is zover. De dieren slaan terug, nu ook bij ons. In Leusden raakte een 5-jarig meisje lichtgewond tijdens een confrontatie met de wolf. De zeilboot van een Vlaams koppel werd eind augustus aangevallen door een groep van elf orka’s aan de Noord-Spaanse kust. In Italië werd deze zomer, na de dood van een jogger vorig jaar, opnieuw een man aangevallen door een beer in de bossen ten noorden van het Gardameer.
Als je denkt aan de hoeveelheid mensen die in West-Europa om het leven komt door verkeersongelukken of (nog steeds) covid, dan stellen de ontmoetingen met wilde dieren weinig voor. Filosoof Eva Meijer schrijft terecht dat de mens de mens meer geweld aandoet dan we ooit van de wolf te vrezen hebben.
En toch. Toen ik deze zomer in de Italiaanse Dolomieten ging wandelen, was de eerste vraag die me gesteld werd vaak of er beren zaten, niet of ik wel veilig zou rijden.
Schakel in de voedselketen
Waarom beroeren confrontaties tussen mensen en wilde dieren de gemoederen zo disproportioneel? Ze spreken tot de verbeelding, natuurlijk. Een strijd met een beer is een stuk spannender dan pakweg een besmetting met een parasiet.
Maar er is iets anders aan de hand. Een aanval door wilde dieren trekt ons menselijk exceptionalisme in twijfel. In zo’n wilde ontmoeting daagt ons iets wat we doorgaans liever niet zien: de mens is maar een schakel in de voedselketen.
De Australische filosoof Val Plumwood schreef in de jaren negentig een essay over haar aanvaring met een wilde krokodil in de moerasgebieden van Kakadu. Het beest greep haar tot drie keer toe en sleurde haar aan haar benen mee het water in, in een zogeheten ‘death roll’.
Mens boven voedselketen
Plumwood overleefde de aanval als door een wonder, en ze beschrijft hoe het voorval haar zelfbeeld totaal op zijn kop zette. Plumwood besefte voor het eerst: ik ben een prooi. Terwijl ze werd weggesleurd overviel haar een overweldigend gevoel van onrechtvaardigheid. De krokodil vergiste zich. Hij mocht alles eten, maar niet de mens.
De mens, denken we, is verheven boven die wilde staat van eten en gegeten worden die in de wildernis heerst. Als er dieren gegeten worden, dan is het nooit het menselijke dier.
Dit beeld zet de mens buiten, of eigenlijk boven, de voedselketen. Wij zijn heer en meester over wie precies wie mag eten.
Wat wil de wolf?
Maar dat beeld van de mens als een uitzondering, een restant van ons duaal lichaam-geestdenken, klopt niet en is zelfs schadelijk, zeggen posthumanistische filosofen. Dat wil niet zeggen dat de mens zich zonder veel weerstand moet laten opeten, dat doen andere soorten ook niet. Maar als je de mens decentraliseert moet je wel andere vragen stellen: wat wil de wolf? Welke plek hebben mensen en beren in een bepaald ecosysteem en hoe kan je dat gebied voor beide leefbaar houden?
Onze zelfverklaarde uniekheid opzeggen is een vaardigheid waar we niet bedreven in zijn. Ons brein is wel vaker geneigd om te vinden dat uitgerekend wij de uitzondering vormen op de gangbare regel. De wilde dieren leren ons goedschiks en kwaadschiks een les die we onvermijdelijk zullen moeten aannemen: we zijn hier niet alleen, en het recht van de best bewapende blijven laten gelden, zal ons niet brengen waar we zijn willen.
De Vlaamse filosofe Martha Claeys is verbonden aan het Centrum voor Ethiek aan de Universiteit Antwerpen.