Community economie

Trouw. 16-10-2024 Irene van Staveren

In 2050 zijn mijn kinderen zo oud als ik nu ben. Dan ziet ons land er heel anders uit. Dan hebben we de wooncrisis opgelost – of niet. Dan hebben we de effecten van snel toenemende vergrijzing op de arbeidsmarkt het hoofd geboden – of niet. Dan zijn we uit het dal van polarisatie en toenemende ongelijkheid geklommen – of niet. En wellicht het allerbelangrijkste: dan hebben we opwarming van de aarde weten te beperken – of niet.

Het CPB vond het, terecht, wel eens tijd worden dat onze bestuurders zich met die toekomstvragen gaan bezighouden. Want hoe ons land er over 26 jaar uitziet weten we niet, maar onze keuzes van nu hebben er grote invloed op, zo lieten de modellen van het CPB ons vorige week zien in een viertal scenario’s.


In scenario één heeft ons land dan volop ingezet op groei van het BNP dankzij meer arbeidsmigranten, maar hebben we de doelen van Parijs niet gehaald. Of, in scenario twee, zijn we minder hard gegroeid en hebben het geld eerlijker verdeeld. In het derde scenario hebben we ons teruggetrokken achter de dijken met hoge belastingen want we produceren nu zelf wat elders goedkoper gemaakt wordt. In het laatste scenario hebben we de doelen van Parijs gehaald maar is de koopkracht gedaald en hebben we veel regels ten behoeve van klimaat en milieu. Kies maar.

Afruil tussen groei en verdeling

Dat we moeten kiezen, daar ben ik het volledig met het CPB eens. Maar wat een armoe – deze opties. Niet het aantal, vier lijkt me voldoende. Maar de onderliggende aannames en de kernvariabelen die elk scenario bepalen. Alsof we worden opgeroepen om na te denken over onze weg naar de toekomst met wegenkaarten uit de jaren tachtig. Ze gaan over economische groei in termen van BNP in plaats van brede welvaart. Ze gaan over de traditionele afruil tussen groei en verdeling, zoals de Italiaanse econoom Vilfredo Pareto deze al zo’n honderd jaar geleden heeft bedacht, alsof we sindsdien geen andere economische theorieën hebben.


En ze beschouwen allemaal de community-economie als een dumpplek voor taken die te duur zijn geworden voor de markt of de overheid (van voedselbanken tot mantelzorg). Tot slot beschouwen de modellen klimaatverandering als een externe factor waar je dus geen rekening mee hoeft te houden. Terwijl CO2-uitstoot juist wordt bepaald binnen de economie, door investeringen, productie en consumptie.

Stel nu eens dat er scenario’s ontwikkeld zouden worden vanuit de ecologische economische theorie. Dan zou het eerste scenario waarschijnlijk niet eens mogelijk zijn vanwege de enorme kosten van klimaatverandering die de hele economische groei wegvagen. Dan zou het duurzame scenario niet leunen op een brei aan regelgeving met duurdere consumptie als gevolg, maar sturen op een klein aantal randvoorwaarden voor jaarlijkse daling van CO2 uitstoot, waardoor we bijvoorbeeld besluiten Tata Steel te sluiten, Schiphol flink te laten krimpen en de landbouw volledig circulair te maken.

En onze energie? Die maken we dan zelf, deels met onafhankelijke netwerken op buurtniveau en voor bedrijfsterreinen, in de community-economie, zonder een brei aan beperkende regels. En die community-economie zal groeien, niet als dumpplek voor markt en overheid, maar als bron van betaalbare lokale en circulaire productie.

Irene van Staveren is hoogleraar ontwikkelingseconomie aan de Erasmus Universiteit.