Belasting per kilo landbouwgif zal een stuk schelen
Frank Kalshoven. Volkskrant 30 november 2024
Het is aan de boeren zelf om het gebruik van landbouwgif terug te dringen. De minister, zei zij deze week in de Tweede Kamer, wil hierover wel in gesprek met de boeren. Maar maatregelen nemen? Nee, dat is ze niet van plan. Regelgeving en handhaving, schreef deze krant vervolgens in het commentaar, zijn de enige instrumenten die de overheid kan inzetten om boeren te dwingen zich ten minste aan de gebruiksvoorschiften te houden. In dit (overigens prima) commentaar zag de krant iets over het hoofd: prijs.
We gaan het over een gifbelasting hebben. Niet dat deze minister daar iets mee gaat doen – de volgende misschien wel. We gaan het er ook over hebben als voorbeeld. We denken immers na over de toekomst van de landbouw, en een van de mogelijke ingrediënten is het beprijzen van slechtigheid: de vervuiler betaalt. Denemarken, lazen we vorige week in de krant, gaat de CO2-uitstoot van boeren belasten – en heeft hiermee een wereldprimeur. Dat is een andere uitwerking van dezelfde gedachte.
Gewasbeschermingsmiddelen, zoals landbouwgif officieel heet, zijn gemakkelijk te belasten. Het wordt geproduceerd en verkocht in kilo’s ‘werkzame stof’. Leg er per kilo een belasting op (desgewenst een verschillend percentage voor verschillende stoffen, afhankelijk van hoe schadelijk ze zijn voor natuur, milieu en mens), en de klus is klaar. Boeren kunnen dan (conform de filosofie van de huidige minister) zelf bepalen hoe ze het gebruik van gif terugdringen, maar ze ervaren hier dan wel een ‘financiële prikkel’ bij.
Hoe dat uitpakt? Op de site agrimatie.nl van de Wageningen Universiteit staan tot op detailniveau cijfers over de landbouw, en dus ook over het gebruik van gif (per hectare) en de kosten hiervan (per hectare). En dat dan ook nog uitgesplitst naar deelsector.
Bloembollenteelt is de grootverbruiker. Zo’n twintig jaar geleden verbruikte de bollenteelt 40 kilo ‘werkzame stof’ per hectare en dat kostte 1.300 euro. De sector verbruikt inmiddels een kleine 80 kilo werkzame stof per hectare en betaalt hiervoor 2.270 euro per hectare. Afhankelijk van het gekozen tarief voor de gifbelasting kunnen de kosten voor bloembollentelers dus oplopen naar drie-, vier-, vijfduizend euro per hectare.
Zo’n belasting doet een paar dingen die goed zijn voor Nederland. Eén: bollenboeren gaan spaarzamer gebruik maken van gif. Twee: biologische boeren krijgen een kostenvoordeel. Want ze bestaan gewoon hoor, bloembollen zonder gif. Nu is de ‘reguliere’ bloembollenboer nog in het (kosten)voordeel ten opzichte van de biologische bollenboer. Maar de gifbelasting verandert het speelveld. Hoe hoger het tarief, des te sneller de biologische bollenboeren marktaandeel winnen.
De gifbelasting verandert mogelijk ons consumptiepatroon. Bloembollen worden duurder voor consumenten; of we betalen de bioprijs; of we betalen de bollenprijs inclusief gifbelasting. Naarmate de prijsstijging hoger is, kopen we als consument minder bloembollen. Als bollen zó duur zijn, kopen we liever iets anders. Dat is prima.
Niets negatiefs? Nou, we moeten nog wel hard nadenken over de internationale kant van de zaak. Nederland heeft een wereldmarktaandeel van 60 procent in de productie en van 85 procent in de handel in bloembollen. Aan de ene kant: daar wil je zuinig op zijn. Aan de andere kant: juist zo’n dominante positie biedt kansen om wereldwijd nieuwe (gifvrije) standaarden in te voeren.
Denemarken had de primeur met een CO2-belasting voor vee. Alleen wereldmarktleider Nederland kan de primeur hebben van een gifbelasting voor bloembollen. Een prachtkans – voor de opvolger van de huidige Landbouwminister.
Frank Kalshoven is econoom en publicist.