Nederlandse identiteit
door Gabriël van den Brink & Haroon Sheikh
HET PUBLIEKE DEBAT OVER DE NEDERLANDSE identiteit woedt in alle hevigheid. Sommigen denken dat nationale eigenheid door het proces van globalisering ten dode opgeschreven is terwijl anderen ten koste van alles aan nationale tradities willen vasthouden. Gegeven deze tegen-polen in het debat willen wij graag een middenpositie ontwikkelen. Volgens ons is ‘Nederland’ wel degelijk een relevante categorie en laat het eigene van onze samenleving zich goed in kaart brengen. Daarbij kunnen we het best beginnen bij de vraag wat onze eeuwenlange ervaring met het leven in een polder ons heeft geleerd, om van daaruit te bezien wat Nederland aan de wereld van morgen zou kunnen bijdragen.
Dat de poldermetafoor al heel vaak is gebruikt betekent niet dat men alle implicaties van die bestaanswijze tot zich heeft laten doordringen. De aandacht gaat vaak uit naar één element van het leven in de polder, namelijk de noodzaak van overleg en samenwerking. Maar het loont de moeite om ook na te denken over andere elementen die een rol spelen en te begrijpen hoe ze op elkaar inwerken.
De eerste vereiste voor een polder is uiteraard dat er een stelsel van dijken, sluizen en sloten wordt aangelegd om de waterstand te regelen. Zonder een dergelijk stelsel zou de polder binnen de kortste keren onder water staan. Die dijken moeten niet alleen zware stormen en hoge waterstanden kunnen trotseren, ze moeten het ook vele jaren uithouden. Het gaat erom, met andere woorden, dat men zich op langere termijn tegen de gevaren van het water of de zee beschermd weet – een dimensie die we als veiligheid aanduiden.
Het tweede element is dat zo’n stelsel de inzet van alle inwoners vergt. Voor veel Nederlandse polders geldt dat ze niet tot stand kwamen op initiatief van rijke landheren, maar het werk waren van boeren en andere bewoners. Daarbij is overleg en samenwerking op basis van gelijkwaardigheid vereist, ook waar het gaat om zaken als onderhoud en controle, die elk jaar terugkomen. Deze dimensie duiden we aan als gelijkheid .
Het derde element heeft te maken met het soort aandacht dat de betrokken partijen moeten opbrengen. Het aanleggen, controleren en onderhouden van de polder is namelijk een uitgesproken materiële aangelegenheid. Het gaat om aarde en water, om weer en wind, om vegetatie en ecologie, om sluizen die deugen en molens die hun werk doen. Dat alles is geen kwestie van verheven denkbeelden of diepe overtuigingen, maar van zintuigelijk waarnemen en handvaardig ingrijpen. Zonder oog voor de stoffelijkheid van dingen wordt de strijd tegen het water nooit tot een succes.
Toch doen we deze bestaanswijze geen recht wanneer we het water louter als een bedreiging opvatten. De zee is evengoed een grootheid die kansen biedt: ze voorziet vissers en handelaren van een inkomen en nodigt uit tot het maken van zeetochten naar onbekende bestemmingen en het veroveren van nieuwe markten. Daarom is het streven naar vrijheid een onlosmakelijk onderdeel van deze bestaanswijze. Het leven in de polder gaat altijd gepaard met vervoer, scheepvaart, handel, reizen en andere vormen van mobiliteit. Het contrasteert met de bestaanswijze die we vaak aantreffen op het continent, waar de bevolking zowel lijfelijk als mentaal aan de grond gebonden blijft.
Het vijfde element verwijst naar de geestelijke habitus die hiermee samenhangt. Zowel op zee als in de polder geldt dat mensen niet op een hogere instantie kunnen terugvallen. Ze moeten alles zelf doen en de risico’s aanvaarden die daaruit voortvloeien. Als schipper varen ze hun eigen koers en als boer zijn ze verantwoordelijk voor hun bedrijf. Mede daarom treffen we onder hen veel eigenzinnige en zelfs koppige figuren aan. Maar het zijn doorgaans ook mensen die hun beloften nakomen en geen omwegen bewandelen. Dat omschrijven we als een vorm van eerlijkheid .
Het laatste element heeft te maken met de manier waarop het samenleven in een polder vorm krijgt. Niet alleen dijken maar ook menselijke betrekkingen moeten het een tijdje volhouden. Het is zaak om voor elkaar te zorgen. Die noodzaak geldt met name voor degenen die arm, oud of kwetsbaar zijn. Daarom staat de gemeenschap ook in het teken van zorgzaamheid . Belangrijk punt is evenwel dat die zorg zich voornamelijk richt op de eigen kring. De samenwerking met bewoners van andere polders verloopt veel moeizamer dan de interne samenwerking en een zekere rivaliteit met die anderen is niet ongebruikelijk.
Met deze beknopte typering van onze nationale eigenheid willen we volstaan. We pretenderen niet dat deze opsomming volledig is en laten ons evenmin uit over de vraag welk van de zes elementen het zwaarst weegt. Wat ons betreft is de Nederlandse identiteit geen homogeen geheel, laat staan een verzameling van waarden die nooit zullen veranderen. Van de andere kant is ze veel meer dan een toevallig samenraapsel waarvan men zich gemakkelijk kan losmaken of dat men naar eigen voorkeur kan aanpassen. We beschouwen deze identiteit als iets wat door de tijd heen werd gevormd en wat voor de toekomst een bepaalde opgave impliceert.
EEN BELANGRIJK PUNT is dat deze kenmerken van nationale eigenheid op collectief niveau herkenbaar zijn. Wij beweren dus niet dat alle individuele Nederlanders waarden als vrijheid of eerlijkheid vooropstellen, want per persoon en per sociale groep treden soms aanzienlijke verschillen op. Wat wij beweren is dat onze eigenheid wordt bepaald door een specifieke mix van motieven en dat het daaruit voortvloeiende geheel Nederland van andere landen onderscheidt. We denken bovendien dat deze motieven niet zozeer doorwerken op het niveau van de hogere cultuur, maar op dat van alledaagse omgangsvormen en gedragingen. Wanneer ons streven naar veiligheid of zorgzaamheid inderdaad belangrijk is, dan moet dat van invloed zijn op onze dagelijkse ervaringen, vaardigheden en waarderingen.
In feite zien we die (mix van) kwaliteiten als het resultaat van een evolutionaire dynamiek waarbij twee processen op elkaar inwerken. Het gaat enerzijds om een vorm van sociaal en cultureel erfgoed dat ons vanuit eerdere generaties wordt aangereikt. Anderzijds werpt de vraag zich op welke overlevingswaarde dat erfgoed heeft, gegeven de veranderingen die zich in onze maatschappelijke omgeving afspelen. Het heeft weinig zin om bepaalde tradities te handhaven louter en alleen omdat ze er nu eenmaal zijn. Maar het lijkt ons even zinloos om traditionele kwaliteiten prijs te geven louter en alleen omdat men zich aan een nieuwe situatie moet aanpassen. De cruciale kwestie is nu juist – niet alleen in de natuurlijke evolutie maar ook in geschiedenis en politiek – hoe erfgoed en omgeving elkaar beïnvloedden.
DAT IS TOT HEDEN NIET ZONDER SUCCES GEWEEST. Het is duidelijk dat de Nederlandse omgeving hoge eisen stelde aan de mensen die een polder aanlegden, bewoonden en tot bloei brachten. De zee, de wind, de golven, het water en de soms onvoorspelbare veranderingen van het weer maakten dat de bewoners behoorlijk flexibel moesten zijn. Ze moesten zich oefenen in vaardigheden die elkaar ogenschijnlijk uitsluiten. De ene keer moesten ze ingaan op mogelijkheden die de zee hun bood, zoals visvangst, handel en het verkennen van vreemde kusten, de andere keer was het zaak dat ze diezelfde zee op afstand hielden en zelfs buitensloten omdat hun polder anders onder water liep.
Op vergelijkbare wijze moesten ze een balans vinden tussen zakelijke belangen en geestelijke beginselen. Ze vertrouwden in hun bestaan op God en kenden een hoge waarde toe aan de stem van hun geweten; tegelijkertijd moesten ze land inpolderen, gewassen verbouwen en een betrouwbaar stelsel van waterwerken in stand houden. Dat geldt eveneens voor de manier waarop ze hun samenleving inrichtten. Om die in stand te houden moest iedereen een bijdrage leveren. Er kon geen onderscheid naar status of machtspositie worden gemaakt, laat staan dat sommigen zich aristocratisch opstelden. En toch wist iedereen dat er ook voorgangers nodig waren: personen die natuurlijk gezag hebben, die een geschikte koers uitzetten en leiding aan het geheel gaven.
Al met al is onze eigenheid even beweeglijk als het water dat ons groot maakte. Met een vaste, homogene en eenduidige identiteit zouden we het leven in de polder nooit hebben volgehouden. Overleven in die sterk wisselende omgeving veronderstelt veeleer dat men het evenwicht tussen de verschillende elementen van ons erfgoed steeds opnieuw definieert. Dat overleven laat zich samenvatten in het idee van een dichtbevolkte en duurzame delta met veel ruimte voor democratisch debat en voldoende aandacht voor veiligheid in een digitale wereld. Dit idee berust op lijnen die reeds in het verleden zijn ontstaan en die we naar de toekomst doortrekken.
Willen we inderdaad de weg naar een duurzame en democratische delta inslaan, dan zijn twee zaken hoogst urgent. Ten eerste zal het samenspel tussen burgers, boeren, bedrijven en bestuurders moeten verbeteren, waarbij de in ons land gangbare hokjesgeest doorbroken wordt. Het volstaat niet langer om elkaar te vinden in de eigen kring. Het is noodzakelijk om echt contact te maken met andersdenkenden, waarbij het niet alleen om autochtone maar ook om burgers met een migratieachtergrond gaat. Op soortgelijke wijze moeten we korte metten maken met de scheids-lijnen die ons in sociaal, professioneel en ideologische vlak verdeeld houden.
Ten tweede zullen er in Nederland meer publieke leiders moeten komen. Het spreekt voor zich dat de overheid bij het genoemde samenspel van bestuurders, bedrijven, boeren en burgers een voorname rol vervult, maar dat is niet genoeg. Nederland zit te wachten op voorgangers met een goed verhaal, personen die zich in dienst stellen van de publieke zaak en een voorbeeldfunctie vervullen. Publieke figuren als Abraham Kuyper, Willem Drees en Pim Fortuyn hebben laten zien dat leiderschap ook in de polder welkom is.
TOT ZOVER EEN AANTAL BOUWSTENEN die bij de nationale eigenheid van Nederland een grote rol spelen. Onze volgende stelling is dat Nederland met kwaliteiten als veiligheid, vrijheid, gelijkheid, stoffelijkheid, zorgzaamheid en eerlijkheid een belangrijke bijdrage aan de wereld van morgen kan leveren. Om dat uit te leggen moeten we stilstaan bij de vraag waarom het streven om de nationale eigenheid te beschermen het afgelopen decennium zo sterk geworden is.
Een nationale gemeenschap kan zich op vele wijzen in haar voortbestaan bedreigd voelen. De meest voorkomende is dat ze door een buitenlandse mogendheid wordt aangevallen of uitgedaagd, wat kan uitmonden in een regelrechte oorlog, maar ook in de situatie dat men door een vreemde overheerser wordt bezet of door een economische rivaal verslagen wordt. In dat soort gevallen komt het gevaar van buitenaf.
De gemeenschap kan echter ook op andere manieren worden ondermijnd, bijvoorbeeld als er interne spanningen optreden of als die zo groot worden dat ze niet langer te hanteren zijn. Dat kan uitlopen op burgeroorlog of de afscheiding van bepaalde groepen of landsdelen. Er treedt dan als het ware een horizontale scheuring op, waarbij twee of meer bevolkingsgroepen tegenover elkaar komen te staan. Die scheuring kan evengoed een verticale vorm aannemen en wel in die zin dat grote delen van de bevolking het gezag van de heersende klasse verwerpen. Dat doet zich voor bij de klassieke revolutie en gaat in veel gevallen gepaard met geweld, al zijn er ook voorbeelden bekend van een vreedzame omwenteling.
Toch is dit alles nauwelijks kenmerkend voor de situatie die wij in het Westen tegenwoordig meemaken. Hoewel bepaalde zaken zoals concurrentie vanuit het buitenland of binnenlandse spanningen wel degelijk optreden, dringt zich in de meeste Europese landen een andere ervaring op. Veel staten hebben het gevoel dat ze omspoeld en zelfs overspoeld worden door processen die de nationale eigenheid aantasten, die zich afspelen op een wereldwijde schaal, die elkaar over en weer versterken en vrijwel niet te stoppen zijn. Het gevoel een kwetsbaar eiland te zijn te midden van een onmetelijke zee waar een zware storm woedt.
Ten minste drie processen kan men als vormen van wereldwijde turbulentie aanmerken. Neem om te beginnen de gevolgen die uit een sterk toegenomen wereldhandel voortvloeien. Hoewel veel economen volhouden dat vrijhandel uiteindelijk in ieders voordeel is, worden heel wat landen in Europa geconfronteerd met de nadelen ervan. Ze zien hun industriële productie vertrekken naar andere werelddelen en verliezen de concurrentieslag met landen waar de levensstandaard beduidend lager is.
Tegelijkertijd verplaatsen enorme kapitaalstromen zich met grote snelheid over de wereldbol, zonder dat men daar vanuit de nationale regering voldoende greep op heeft. Bovendien heeft het afschaffen van de binnengrenzen in Europa een stroom van relatief goedkope buitenlandse arbeidskrachten op gang gebracht, waardoor de eigen werknemers zich bedreigd voelen. En dan zwijgen we nog over de gevaren die voortkomen uit het proces van automatisering en die eveneens voor grote onzekerheid zorgen. Met andere woorden: menig land wordt inderdaad blootgesteld aan de hoge golven van economische dynamiek zonder dat men zich daartegen effectief beschermd weet.
Verder zijn er bedreigende ontwikkelingen op het vlak van de nationale veiligheid. Hoewel we de afgelopen halve eeuw soms zijn opgeschrikt door terreurdaden en aanslagen, bestond lange tijd het idee dat politie en veiligheidsdiensten de situatie onder controle hadden. Dat geloven we sinds de aanval op de Twin Towers niet meer. Dat het machtigste land ter wereld op zo’n genadeloze wijze werd getroffen door een groep fanatici uit het onderontwikkelde Afghanistan maakte grote twijfels los, temeer omdat de tegenmaatregelen weinig effectief waren. Sterker nog: die maatregelen bleken averechts te werken, zoals de situatie in het MiddenOosten illustreert.
FEIT IS DAT EUROPA DE AFGELOPEN VIJFTIEN JAAR getroffen is door een hele reeks van aanslagen die voor grote schrik en ontzetting hebben gezorgd, niet alleen omdat er honderden onschuldige burgers gedood en ernstig verwond werden, maar ook omdat we de motieven van de daders niet kunnen navoelen. Wij vinden deze gewelddaden uit naam van een religieuze traditie even onaanvaardbaar als onbegrijpelijk. Bovendien krijgen we de indruk dat deze terroristen vrijelijk gebruik kunnen maken van de gangbare verkeersstromen. En dan zwijgen we nog van andere soorten van criminaliteit, zoals drugshandel of cybercrime, die op een soortgelijke wijze profijt hebben van het feit dat de wereld vergeleken met vroeger tijden zowat grenzeloos is geworden.
Ten derde doet het gevoel dat we overspoeld worden door niet te controleren risico’s zich voor in de samenleving als zodanig, en dan vooral waar het gaat om demografische ontwikkelingen. Het is evident dat Europese landen altijd van doen hebben gehad met vreemdelingen, om niet te zeggen dat het contact met vreemdelingen ons voordelen heeft gebracht. Maar deze groep vormde wel altijd een minderheid ten opzichte van de oorspronkelijke bevolking en haar aanwezigheid was vaak van tijdelijke aard.
Sinds de komst van arbeidsmigranten met een niet-Europese achtergrond zijn deze een steeds groter deel van de bevolking gaan uitmaken, zodat de etnische en culturele diversiteit zich enorm verbreedde. In bepaalde (delen van) grote steden is die ontwikkeling al zo ver dat autochtone inwoners er een minderheid vormen. Daar komt bij dat deze diversiteit goed zichtbaar is, waardoor het openbare leven een ander aanzien heeft dan enkele decennia terug. Het bedreigende van deze diversiteit is recentelijk versterkt toen vanuit diverse crisisgebieden vele vluchtelingen naar Europa kwamen, terwijl talloze migranten in de hoop op een beter leven de riskante oversteek van de Sahara en Middellandse Zee naar ons continent waagden.
Dit alles maakt dat veel inwoners van nationale staten zich bedreigd voelen. De moeilijkheid is evenwel dat ze niet weg kunnen. Ze zitten op allerlei manieren vast in een situatie die hen gevangen houdt en kunnen die nauwelijks veranderen. Daarin lijkt hun situatie op de polder die omgeven is door een woeste zee en het is precies op dat punt dat Nederland een bijdrage kan leveren.
MET ANDERE WOORDEN: INMIDDELS is de situatie van de Nederlandse polder niet meer uniek. Er zijn vandaag de dag veel landen waar burgers het gevoel hebben dat ze bedreigd worden door woeste stromen en wereldwijde dynamiek. Op geopolitiek gebied raakt het oude evenwicht verstoord. De hegemonie van het Westen lijkt te zijn aangetast, terwijl China zich steeds sterker manifesteert. Bijgevolg staat Europa voor een dubbele uitdaging: het moet zijn positie bepalen in de spanning tussen het Oosten en de VS, waarbij de interne spanningen tussen Noord en Zuid niet afnemen.
Op economisch vlak ontwikkelen zich nieuwe ongelijkheden met nationaal én internationaal verstrekkende gevolgen. Binnen de natie zien we de afstand tussen vermogenden en onvermogenden gestaag toenemen en tegelijkertijd brengen de contrasten tussen naties ongekende migratiestromen van continent naar continent teweeg. En dan zijn er dreigingen op ecologisch vlak, zoals die van droogte en voedselschaarste in de ene regio en overstromingen of wateroverlast in de andere. Er voltrekt zich een klimaatverandering waarvan we de directe gevolgen niet kunnen overzien. Maar het feit dat in het Afrika ten zuiden van de Sahara bij een temperatuurstijging van twee graden naar schatting zeshonderd miljoen mensen op drift zullen raken, spreekt boekdelen.
Ook doen zich overal ter wereld processen van urbanisatie voor. Elke maand verlaten vijf miljoen mensen het platteland om zich in de stad te vestigen. Het gevolg is dat over enkele decennia circa zeventig procent van de wereldbevolking in steden leeft. Megasteden als Shanghai, Caïro of Mumbai zullen dan niet langer een uitzondering maar de regel vormen. Door dit alles krijgt menig land van doen met een meervoudige en ongekend heftige dynamiek.
De vraag is wat in die situatie overlevingswaarde heeft. Daarbij zou de les die Nederland in een vergelijkbare situatie heeft geleerd van waarde kunnen zijn. In elk geval hebben wij ons vaak moeten bezighouden met de vraag hoe een waterrijke en dichtbevolkte regio, die te maken krijgt met wisselende omstandigheden van economische en geopolitieke aard, dat soort turbulentie kan doorstaan.
Overigens voelen nationale staten zich niet alleen bedreigd omdat zich een dynamiek van geopolitieke, economische, demografische en fysieke aard aandient. Minstens zo verwarrend is de sociaal-culturele dynamiek die hen overvalt. Te denken valt aan veranderingen op politiek gebied waar nieuwe constellaties opduiken. Er lijkt een eind te zijn gekomen aan de derde democratiseringsgolf uit de tweede helft van de vorige eeuw. In plaats daarvan zien we overal ter wereld een nieuw type autocratie ontstaan waarbij autoritair leiderschap en nationale saamhorigheid elkaar versterken. Zelfs de VS lijken afscheid te willen nemen van klassiek liberale beginselen. Dat is met het oog op mensenrechten en democratische vrijheden een bedreigende tendens.
Verontrustend zijn eveneens bepaalde ontwikkelingen die zich op het gebied van recht en veiligheid aandienen. Individuele vrijheden worden niet alleen aangetast door staten of machthebbers, maar ook door ontwikkelingen op het vlak van informatietechnologie. Denk aan de toenemende digitalisering van het menselijk bestaan en de nieuwe monopolies die daaruit voortkomen. Hoe worden bedrijven als Google en Facebook voorzien van voldoende tegenwicht?
Voorts zien we op sociaal gebied een flexibilisering van menselijke betrekkingen. Dat komt doordat het maatschappelijk verkeer in elke betekenis van het woord steeds intensiever wordt. De bewegingsvrijheid neemt toe en mensen willen of moeten steeds nieuwe activiteiten ontwikkelen, waardoor het gevoel ontstaat dat eeuwenoude tradities hun beste tijd hebben gehad.
Ten slotte laat de moderne wereld zien dat groepen – deels in reactie op deze vormen van dynamiek – hun religieuze, etnische of culturele identiteiten steviger omarmen dan ooit, met als gevolg dat er nieuwe mentale spanningen ontstaan. De polarisatie in het openbare leven neemt toe, terwijl de tolerantie voor andere gezichtspunten erodeert – een dynamiek die extra gevaarlijk is als er oude religieuze rivaliteiten in het spel komen.
Ook op deze vlakken kan men zich de vraag stellen hoe de nationale gemeenschap een en ander overleeft. En opnieuw zou de les die Nederland in een vergelijkbare situatie heeft geleerd van waarde kunnen zijn. In elk geval moesten wij ons veelvuldig bezighouden met de vraag hoe een burgerlijke samenleving kan omspringen met religieuze spanningen, met botsingen van politieke aard en met openbare debatten die soms hoog oplopen. Daarbij hoort de vraag welke politionele, juridische en bestuurlijke middelen men kan inzetten bij het bevorderen van de nationale stabiliteit.
Onze voorlopige conclusie is dat er een zekere analogie bestaat tussen de manier waarop het menselijk samenleven in de Nederlandse polder vorm kreeg en de uitdagingen waarvoor andere samenlevingen staan vanwege de huidige wereldwanorde. De alledaagse ervaringen, vaardigheden en waarderingen die in het verleden zijn ontstaan en die de inhoud van onze nationale eigenheid vormen, zouden elders te gebruiken zijn. Dat betekent vanzelfsprekend niet dat men kwaliteiten als vrijheid, gelijkheid, veiligheid, stoffelijkheid, eerlijkheid en zorgzaamheid op een mechanische wijze kan toepassen. We kunnen onze identiteit niet exporteren zoals je bloembollen exporteert.
Laten we te rade gaan bij geslaagde en minder geslaagde ervaringen met het verbreiden van moderne denkbeelden. Het is zowel zinvol als mogelijk om liberale waarden te laten bloeien in traditionele omgevingen, maar alleen wanneer we de bestaande culturele tradities serieus nemen. Het van buitenaf opleggen van moderne waarden werkt in de regel averechts. Maar wat wel zou kunnen is de lessen die Nederland in zijn eigen geschiedenis heeft verworven te vertalen naar een sociaal-culturele situatie die op bepaalde punten van de Nederlandse verschilt en daarmee op andere punten een analogie vertoont.
Bij het inzetten van tastbare vaardigheden op het gebied van dijkenbouw of watermanagement buiten Europa begrijpt iedereen dat je die op de plaatselijke situatie moet afstemmen. Dat zou bij minder tastbare vaardigheden op het gebied van rechtspraak, bestuur of meningsvorming niet veel anders moeten zijn. Als Nederland een dergelijke flexibiliteit zou opbrengen, dan kunnen we de wereld enigszins verbeteren. En dan is het antwoord op de vraag waartoe wij op aarde zijn niet alleen gelegen in het voortbestaan van ons eigen land, maar ook in een herkenbare bijdrage aan de wereld als geheel.