Het einde van de westerse dominantie
Als de mensheid een toekomst wil, moet ze het westerse idee loslaten dat wij de heersers zijn van de Aarde, betoogt Amitav Ghosh bij het in ontvangst nemen van de Erasmusprijs.
Trouw. Amitav Ghosh 26 november 2024
Een vluchtige blik op een krant volstaat tegenwoordig om te zien dat veel van wat we ooit voor lief namen ofwel aan de kant, ofwel op zijn kop wordt gezet. Ik kon me er tot een paar weken geleden niet eens toe zetten om te bedenken wat ik vandaag zou zeggen, met overstromingen die hele steden wegvagen, en het vooruitzicht op een nucleaire oorlog dichterbij dan ooit.
Onze tijden zijn zo onzeker dat ik me zelfs afvroeg of deze ceremonie wel volgens de planning kon doorgaan.
Georganiseerd geweld
Schrijvers als Multatuli herinneren ons aan het extreme geweld waarmee de westerse hegemonie over de gehele planeet enkele eeuwen geleden werd gevestigd. Het is belangrijk om op te merken dat geweld geen bijkomstigheid was van de geopolitieke opmars van de westerse wereldrijken; het nam een centrale plek in.
Zoals de Amerikaanse politiek denker Samuel Huntington ooit opmerkte: ‘Het westen won niet door de superioriteit van zijn waarden of religie … maar veeleer door zijn superioriteit in het inzetten van georganiseerd geweld. Westerlingen vergeten dit vaak; niet-westerlingen nooit.’
De VS als enige hypermacht
Paradoxaal genoeg was het in de nasleep van de dekolonisatie dat de westerse geopolitieke dominantie zijn hoogtepunt bereikte, toen de Verenigde Staten na de Koude Oorlog de enige hypermacht van de wereld werden. Deze opmars naar absolute dominante gebeurde zo plotseling, en op zo’n manier, dat Amerikaanse politieke elites ervan overtuigd raakten dat de VS een absolute en permanente geopolitieke suprematie bereikt hadden, die nooit meer betwist zou worden.
In combinatie met de bloei van Silicon Valley zorgde het voor een overmoed die zelfs nog veel verder ging dan alles in de gloriedagen van het Europese imperialisme in de negentiende eeuw. Westerse politici en experts besloten dat ze de plicht hadden om hun wil op te leggen waar ze maar wilden, om wat voor reden dan ook. Het droevige resultaat was een strook van vernietiging die zich uitstrekte van Afghanistan en Pakistan tot aan Irak, Syrië, Jemen, Somalië en Palestina.
Het Navo-bombardement van Libië is een wel bijzonder flagrant voorbeeld van de westerse kortzichtigheid in dit tijdvak. In Libië woonden honderdduizenden Aziatische en Afrikaanse migranten. Nadat de regering ingestort was, en het land afgleed naar een burgeroorlog, bleef deze werkkrachten niets anders over dan ervandoor te gaan, over de Middellandse Zee, als staatloze migranten en vluchtelingen.
Neo-fascistische bewegingen
Dit resulteerde in een crisis die de politiek in het westen tot op de dag van vandaag vertroebelt, waarbij het issue van migratie de steun voor demagogen en rechtse bewegingen opzweept. Deze neo-fascistische bewegingen worden voortgestuwd door een mythe van slachtofferschap, waarin welvarende landen worden gezien als de benadeelde partijen, die invasies van zwarte en bruine buitenlanders weerstaan.
Maar het is een feit dat de voorwaarden voor deze massamigraties werden geschapen door niemand anders dan het westen zelf, met alle invasies en regime change operaties die het losliet op de wereld, terwijl het zich wentelde in het delirium van het unipolaire moment.
Zag geen van de westelijke leiders dit aankomen, met alle collectieve wijsheid van hun legers aan experts en denktanks? Het triomfalisme van hun uitlatingen in die tijd doet vermoeden dat ze werkelijk geloofden dat hun daden geen consequenties zouden hebben. Maar, zoals de recente verkiezingen in de VS hebben laten zien, dat alles ontrafelt nu, vanwege een enorme tegenreactie van hun eigen kiezers, die de prijs van de hegemonie niet langer willen of kunnen betalen.
De westerse dominantie nadert haar einde
Dit is een van de belangrijkste redenen voor de extreme onzekerheden van onze tijd, want het is nu duidelijk geworden dat de eeuwenlange westerse dominantie piepend en krakend haar einde nadert. Wat onze mening ook mag zijn over de huidige conflicten in Israël, Gaza, Libanon, Jemen en Oekraïne, het is nu duidelijk dat het westen niet langer met militair geweld oplossingen kan dicteren, zoals het dat ooit kon: het is zijn vroegere ‘superioriteit in het inzetten van georganiseerd geweld’ verloren.
Dit verlies gaat gepaard met een versnellende afkalving van de westerse financiële en industriële dominantie: het feit dat de recent opgerichte Brics-groep nu een groter deel van het wereldwijde bbp vertegenwoordigt dan de G7-landen, is daar een duidelijke aanwijzing voor. Het is ook geen toeval dat dit relatieve militaire en financiële verval gepaard gaat met politieke crises die zo zwaar zijn dat de bestuursstructuren van het westen gevaarlijk uit het lood geslagen dreigen te worden.
We bevinden ons, kortom, op een punt van verschillende elkaar beïnvloedende crises en transities – van de geopolitiek, van financiële structuren, en, misschien wel het belangrijkst, van ecologische ordeningen die de planeet langzaam maar zeker richting een catastrofe duwen. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat een van de populairste citaten van onze tijd een aforisme is dat gebaseerd is op een tekst van Antonio Gramsci: “De oude wereld sterft, de nieuwe wereld worstelt om geboren te worden; dit is de tijd van monsters”.
Uitroeiingsgeweld
Daar bevinden we ons vandaag, we leven in een tijd van monstrueuze afwijkingen; waarin uitroeiingsgeweld, van het soort dat de Banda-eilanden ontvolkte, live op televisie wordt vertoond; waarin het mogelijk is om te spreken over de dood van sommige mensen, maar niet over die van anderen; waarin hele steden weggevaagd worden door vloedgolven terwijl de wereld zijn gewone gang blijft gaan; waarin milieuactivisten langere gevangenisstraffen krijgen dan witteboordencriminelen; waarin een VN-forum voor klimaatonderhandelingen een martkplaats wordt voor olie- en gasdeals.
Zelfs Antonio Gramsci had zich de volle reikwijdte van de abnormaliteit van ons tijdperk niet voor kunnen stellen, omdat hij in een simpeler tijd leefde, toen de gevaarlijkste monsters puur politieke schepselen waren, zoals fascisten. Wat onze tijd onderscheidt is dat haar monsters niet alleen politieke extremisten van allerlei allooi zijn, maar ook weersgebeurtenissen die tijdens Gramsci’s leven niet bedacht zouden zijn: superstormen, megadroogtes, catastrofale regenbommen, en meer van zulks.
Destijds zouden zulke monsters, als ze verschenen waren, als ‘natuurverschijnselen’ of goddelijke lotsbeschikkingen beschouwd zijn. Maar nu we weten wat we weten over de rol die door mensen uitgestoten broeikasgassen spelen in het verergeren van klimaatrampen, kunnen we ons niet meer vastklampen aan de fictie van een strikte scheiding tussen het natuurlijke en het politieke: het is nu duidelijk dat wildbranden en regenbommen ook ten diepste politieke schepselen zijn, in de zin dat ze bijproducten zijn van historische processen die enorm voordelig zijn geweest voor een kleine minderheid van mensen, ten koste van de grote meerderheid van de wereldbevolking.
Voordelen uit het verleden vasthouden
Deze ongelijkheden vormen de kern van de monstrueuze drama’s die zich nu voor ons ontvouwen: waar we getuige van zijn is niets anders dan een historische strijd tussen diegenen die hun voordelen uit het verleden willen behouden, en diegenen die niet alleen vastberaden zijn om zich te verzetten maar die nu ook de middelen daartoe hebben.
En aangezien die historische voordelen, net als de middelen om ertegen in verzet te komen, zeer afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen, is het resultaat een wegdraaiende dubbele helix, die nog meer en nog monstrueuzer gebeurtenissen zal blijven genereren, via processen die niet exclusief politiek of ecologisch zijn, maar beide tegelijkertijd.
Maar toch, de paradox van deze tussentijd is dat deze afwijkingen niet allemaal monstrueus van karakter zijn: sommige ervan zou je zelfs als zegeningen kunnen beschouwen, in de zin dat ze het ineens mogelijk hebben gemaakt om mogelijkheden te overdenken, of zelfs te omarmen, die tijdens de piek van de moderniteit nog verworpen werden.
Bijvoorbeeld het idee dat planten iets bezitten dat op intelligentie lijkt; dat gesteente zich bewust is van de omgeving; dat je rivieren als personen zou kunnen beschouwen; dat bepaalde topografische kenmerken kwaliteiten en eigenschappen zouden kunnen hebben die je niet kunt reduceren tot hun geologische samenstelling.
Kleine elite van Europese mannen
Zulke vitalistische ideeën zijn sinds de begintijd van onze soort wijd verspreid geweest in menselijke culturen, en ze blijven over de hele wereld in veel verschillende vormen bestaan. Het was pas aan het begin van de moderne tijd, ongeveer ten tijde van de verovering van de Banda-eilanden, dat een kleine elite van Europese mannen, van wie velen diep betrokken waren bij het kolonialisme, een filosofie uitvond waarin bewustzijn, denken, rede en het vermogen om de geschiedenis te veranderen slechts aan mensen werden toegeschreven, met als resultaat dat allerlei vitalistische overtuigingen werden betwist, ontkend en met geweld onderdrukt.
In de eeuwen die volgden, terwijl de westerse verovering van de wereld zich voltrok, werd dit antropocentrisme een kernaspect van de overtuigingen van elites over de hele wereld, zelfs in voormalige koloniën als India en Indonesië.
Vandaag de dag, nu de planeet afraast op een ecologische en maatschappelijke ineenstorting, veroorzaakt door de gekoppelde krachten van opwarming van de aarde, verlies aan biodiversiteit, het uitsterven van soorten en de verspreiding van nieuwe ziekteverwekkers, wordt het steeds duidelijker dat de moderniteit gegrondvest is op een diepe misvatting over de wereld, en dat het verheffen van mensen boven alle andere soorten, en zelfs boven de Aarde zelf, rampzalige gevolgen heeft gehad voor de mensheid en voor alle andere levende wezens.
Dat het antropocentrisme van de moderniteit in diskrediet raakt is op zichzelf een deel van de voortdurende ineenstorting waar we getuige van zijn. Nu het ons begint te dagen dat er veel te leren valt van premoderne ideeën en begrippen lijkt de Aarde ineens te zinderen van bewustzijn, terwijl we onder ogen zien dat we altijd al omringd zijn geweest door allerlei soorten Wezens die ook geesten en zielen hebben en vol levenskracht zitten.
De hoge moderniteit leerde ons dat de Aarde inert was, en vooral bestond om door mensen geëxploiteerd te worden. In deze tijd van monstrueuze afwijkingen beginnen we langzaam te begrijpen dat als we een toekomst willen als mensheid, we moeten onderkennen dat we nooit alleen geweest zijn op deze planeet, dat de Aarde zelf ons ziet, en over ons oordeelt.
Amitav Ghosh (1956) promoveerde als antropoloog in Oxford, en publiceerde daarna zowel fictie als non-fictie waarin kolonialisme en klimaatverandering een grote rol spelen. De jury roemt zijn manier om ‘het ondenkbare te verbeelden’ als het gaat over de klimaatcrisis. ‘Ghosh verdiepte zich als geen ander in de vraag hoe recht te doen aan deze existentiële dreiging die ons voorstellingsvermogen te boven gaat.