De IJssel zegt: niet stilstaan. Blijf stromen’
Kun je een band hebben met een boom, een rivier, een zee of een ster? Journalist Karin Sitalsing spreekt mensen die een bijzondere connectie hebben met iets dat wortelt, stroomt of twinkelt. Vandaag: Wim Eikelboom, die dagelijks met de IJssel verkeert.
Trouw. Karin Sitalsing 24 november 2024
Als Wim Eikelboom (56) bij de IJssel komt, groet hij even. “Hoi IJssel”, zegt hij dan, “wat stroom je weer mooi vandaag, heb je een goede nacht gehad?” Of: ‘wat heb je een haast’, bij een snelle stroming. Eikelboom en de IJssel zijn bevriend.
’s Ochtends, liefst voor de dag goed en wel gekriekt heeft, zet hij zijn fiets neer. Hij stroopt zijn kleren af en loopt het water in. Zwemt een paar keer heen en weer tussen de kribben. “Aan de kant ben je een toeschouwer, maar in het water ben je echt onderdeel van het landschap, van het grote geheel. Dan heb je contact met de rivier. Je vóélt de rivier. Temperatuurverschillen, de stroming, soms een vis. Af en toe zie ik een ijsvogel op ooghoogte voorbijvliegen. Dat heeft een bepaalde sereniteit.”
Afgelopen zomer plaatste hij brievenbussen op twaalf verschillende plekken langs de rivier, met een oproep om de IJssel een brief te schrijven. En wat bleek? Tientallen mensen hebben de rivier wel iets te zeggen.
Lieve IJssel, je bent mooi, doei!
De inzendingen variëren van poëtische lofzangen tot ‘Lieve IJssel, je bent mooi, doei!’, en alles daartussenin. Iemand koppelt de rivier aan ‘de beste tijd van mijn leven’. Een juf schrijft een brief namens de kinderen: ‘Weet je nog dat onze kleine voetjes in je afkoelden tijdens de warme zomerdagen?’ Een vrouw vertelt dat ze een boek wilde schrijven, maar niet goed durfde. ‘Lieve IJssel, ik was aan het wandelen en vond je stoer’, schrijft ze. De rivier gaf haar het laatste zetje. En toen durfde ze.
Eikelboom vindt het, los van de inhoud, mooi dat mensen de moeite nemen met de hand een brief te schrijven, om ‘in gesprek gaan met de rivier en met zichzelf’.
De Waal, die is groot, hard en robuust
Brieven schrijven kan een van die manieren zijn. Met de postbussen wil Eikelboom mensen stimuleren woorden te geven aan hun waardering, verder komen dan ‘De mooiste rivier van Nederland’, zoals hij vaak hoort tijdens lezingen. Echt nadenken: wat betekent de IJssel voor mij? “Als je van de rivier houdt, zul je in verzet komen als je ziet dat er een fabriek gaat lozen met kwalijke stoffen. Iets wat je lief hebt, daar wil je voor zorgen.”
En weet je, vervolgt hij: “Alle brieven beginnen met ‘lieve IJssel’ of ‘beste IJssel’. En zo is het. De IJssel is een lieve rivier.”
Wat maakt een rivier lief, liever dan een andere? “Laatst was ik bij de Waal, en die boezemt me altijd een beetje angst in. Er is veel scheepvaart, veel stroming, hij gaat hard. Groot, robuust. De IJssel is overzichtelijk, je kunt de oevers zien.”
Hij werpt een blik over het water, de kerktoren van Hattem aan de horizon, de zon laat glinsterende confetti deinen op het wateroppervlak, in een bocht heel in de verte zijn de contouren van een schip te zien. Soms, als hij in de vroege ochtend komt zwemmen, zit er aan de overkant een vrouw yoga-oefeningen te doen.
Verbonden met de bron
Het water dat je hier ziet, zegt hij, kwam ongeveer anderhalve week geleden ergens in de Alpen naar beneden druppelen. Onderweg kwam er water bij van regen in Duitsland, de Bodensee en nog veel meer. “Ik vind het een mooie gedachte dat je verbonden bent met die bron. Dat je weet: dit komt uit de bodem, en stroomt naar een grote oneindigheid.”
Hij zwijgt even. Weet je, zegt hij dan: “Rivieren stromen altijd vooruit, onderweg nemen ze sedimenten mee of laten die juist achter. Ze stromen nooit terug naar de bron, want daar ís het niet, het leven gaat niet terug naar de bron. Als je naar een rivier kijkt, denk je: oké, dit stroomde hier dus al honderden jaren voordat ik er was. En het stroomt nú, 24 uur per dag, en als ik er niet meer ben, dan stroomt het nog steeds. Dat vind ik een heel troostvolle gedachte. Het helpt mij om mijn leven soms een beetje te relativeren, om te denken: wat maak je je druk, het stroomt gewoon.”
Hopsakee, dóórgaan
“Elke keer als je naar een rivier kijkt, zie je ander water. De rivier zegt tegen mij: Nee Wim, niet stilstaan. Blijf stromen. Niet vasthouden aan wat geweest is maar hupsakee, dóórgaan. De rivier laat me zien dat ook ik in staat ben mezelf steeds weer te verversen, om niet in oude patronen te vervallen.”
En net als een rivier kan ook je eigen leven overstromen, dat alles je te veel wordt en je buiten je eigen oevers treedt. “Maar dan weet je dat het ook weer wegtrekt. Hoogwater is niet blijvend, het is een fase waar je doorheen moet. Dat zie je terug bij de rivier. Als het water wegtrekt nadat het hoogwater is geweest, is alles modder. Maar twee weken later is het weer groen, dan bulkt het de grond uit. En dan zie je dat die rivier door dat verzwelgende, gevaarlijke hoge water heen, levenskiemen heeft neergelegd.”
Mensen zijn geen kanalen
De rivier is als het leven, maar de rivier is ook als de mens. “Als je een rivier recht doet, dan laat je hem meanderen, want dat is wat rivieren willen. Maar wij snoeren ze in, proberen ze te temmen. We leggen stenen neer om de koers te verleggen, om grond te beschermen. Maar de rivier denkt dan: jongens, dit is hoogmoed, en die gaat terugklieren – door uit te slijten, met allerlei negatieve gevolgen van dien. Zo hebben mensen ook de behoefte om te meanderen, mensen zijn geen kanalen maar rivieren, ze komen het beste tot hun recht als ze ruimte krijgen en niet in een keurslijf worden gedwongen.”Hij zegt: “Wij Nederlanders bekijken ons landschap functioneel, als iets om te gebruiken, om in te fietsen, wandelen en bouwen. Maar zonder dat landschap zouden wij gewoon kleinzielige zielen zijn. Het is bij de gratie van het land dat wij bestaan, dat we er onderdeel van mogen zijn. Dat we echt mens kunnen zijn.”
“Ik vind de IJssel zelf niet heilig, niet als een soort Ganges, maar de rivier heeft eigenschappen die iets van het Hogere laten zien. Voor mij is dit de plek waar ik me het meest op mijn gemak voel. Waar ik mezelf mag zijn.”