Planten kunnen stress ervaren
Planten zijn slim en zelfbewust, zegt filosoof en plantenonderzoeker Paco Calvo. Hij wil dat we stoppen met de ‘uitbuiting van planten’, en jaagt ‘orthodoxe’ plantenexperts én veganisten tegen zich in het harnas.
Lodewijk Dros 26 september 2024, 22:00
Terwijl een mes me levend doormidden snijdt, wil ik het wel uitschreeuwen, maar door m’n locked-insyndroom kan ik niets uitbrengen. Dan krijg ik kokend water over me heen. Even kan ik bijkomen in een vergiet, tot ik in een wok beland. Dan verlies ik het bewustzijn en sterf, beetgaar.
Dit is fictie: ik verplaats me in de laatste minuten van een van mijn spruitjes gisteravond. Vindt u dit absurd of vergezocht?
“Nee hoor”, zegt Paco Calvo (53). De hoogleraar wetenschapsfilosofie is schrijver van het onlangs vertaalde Planta Sapiens. Hij beschouwt planten als bewuste wezens, die zich voor ons nauwelijks waarneembaar uiten. En die ‘plantenbevrijding’ verdienen.
De Spaanse professor leidt het Mint-laboratorium in Murcia in Zuid-Spanje. Dat lab is niet ondergebracht bij diergeneeskunde, biologie of psychologie, maar in de filosofiefaculteit. Daar moeten proeven bewijzen dat planten beschikken over ‘Minimale Intelligentie’, Mint. Ook wil het lab volgens de hoogleraar “vragen beantwoorden die men elders niet stelt.”
Die spruitjes die ik gisteren wokte, met hun bewustzijn en locked-insyndroom, maken me lacherig, maar ook ongemakkelijk, want stel nou dat u gelijk hebt…
“Ongemakkelijk is het zeker, en voor veel van mijn filosofencollega’s is dat een argument tegen bewustzijn van planten, want het zou tot absurde implicaties leiden. Maar ongemak is geen overtuigend bewijs tegen mijn stelling dat Planta sapiens is – de plant is wijs.”
In Planta Sapiens doet Calvo verslag van plantproeven. De beschrijvingen en analyses bevatten begrippen als ‘individu, intelligentie, beslissen, communiceren, wijs, herkennen, anticiperen, leren, bewustzijn, gedragen, langetermijngeheugen’. Dat is taal die we doorgaans reserveren voor homo sapiens, en wat andere dieren.
Betekent dat dat we de goede woorden niet hebben, en ons bij gebrek aan beter behelpen met onze mensentaal? Rekt u die als het ware op? Of is de mensentaal toereikend en willen we er niet aan dat die kwalificaties op planten van toepassing zijn?
“Dat is raak geformuleerd, dáár gaat het mij om. Mijn opponenten verwijten me dat ik planten antropomorfiseer, er zogezegd mensjes van maak, en dat ik de taal onverantwoord oprek. Terwijl ik denk dat de woorden die u aanhaalde, goed uitdrukken wat planten zijn en doen.”
Dat de klimboon, waar u proeven mee doet, intelligent is, zit niet in de boon, maar in uw hoofd, zeggen uw critici. U ziet niet wat er is, maar wat u wilt zien.
“Dat risico bestaat. Maar onze waarnemingen beschrijven gedrag dat je niet volledig kunt verklaren als louter reflexmatige reacties.”
Zijn critici zijn volgens Calvo te terughoudend en behoudend. Hij varieert op een bekende uitspraak van primatoloog Frans de Waal: zijn we wel slim genoeg om te weten hoe slim dieren zijn? “Ik voeg daaraan toe: zijn we dapper genoeg om dat te erkennen?”
Calvo ziet zichzelf als een maverick, een buitenbeentje dat paden inslaat die anderen niet willen of durven bewandelen.
Een van die paden is: praten over ‘neurobiologie in planten’. Dat is vloeken in de kerk, want voor bewustzijn, zo luidt de wetenschappelijke consensus, heb je ‘neuronale structuren’ nodig, hersenen dus. Planten hebben sapstromen en fotosynthese, maar niets wat op neuronen lijkt.
Calvo beaamt dat helemaal, maar beticht zijn opponenten ervan “zó vastgeroest te zitten in het dogma van neuronale intelligentie, van hersencentrisch bewustzijn, dat ze zich geen andere vormen van interne ervaring kunnen voorstellen.”
Charles Darwin heeft onze kijk op dieren fundamenteel veranderd. U biedt een totaal andere kijk op planten. U citeert Darwin vaak, vergelijkt u zich met hem?
“Ik zou niet durven, Darwin was geniaal. Maar ik zie wel een overeenkomst: hij dorst buiten de bekende routes te denken, ánders, tegen het wetenschappelijke establishment in. Dat veroorzaakte een revolutie in ons denken.”
U probeert ook zo’n kanteling te veroorzaken in ons denken over planten.
“Ja. We zien planten doorgaans als grondstof voor kleding, voor voedsel, ze bestaan omdat ze nuttig zijn voor ons. Wat ik probeer is ze óók te zien als handelende wezens, met hun eigen intenties en doelen.”
Dat vergt een ‘radicale verandering’ die volgens Calvo slechts mogelijk is door zich te ontdoen van het ‘orthodoxe wetenschappelijke evangelie’. “Darwin heeft ons geleerd dat we anders kunnen kijken en dat we, als we de moed hebben anders te denken, iets anders zien. Planta Sapiens is een eerbetoon aan hem.”
U durft een omstreden term als ‘plantenpsychologie’ te gebruiken, dus u hebt zeker lef. Maar bent u geen getikte professor?
“Mijn hemel, dat u dat zegt… En het kan nog veel erger, u wilt niet weten wat ik al naar mijn hoofd heb gekregen. Orthodoxe plantenonderzoekers schrijven niet alleen dat ik ernaast zit, maar dat ik een gevaar ben. Ze laten de gebruikelijke academische hoffelijkheid varen en beweren dat ik jonge plantenbiologen op dubieuze ideeën breng, dat mijn conclusies over plantenbewustzijn het hele vakgebied beschadigen, dat zou ik van binnenuit kapotmaken.
“Ze willen dat de financiers van mijn onderzoek hun geld terugtrekken en dat vaktijdschriften mijn artikelen weigeren, omdat ik een fantast zou zijn. Dat is toch verschrikkelijk, om als wetenschapper geweerd te worden omdat je er een andere wereldvisie op nahoudt?”
In 2006 raakte hij door een publicatie over plantencommunicatie geïnteresseerd door dat fenomeen. ‘Geobsedeerd’, schrijft hij zelf in Planta Sapiens waarin hij zijn zoektocht boekstaaft. De Spaanse versie heeft als ondertitel ‘ontmaskering van de geheime intelligentie van planten’, alsof hij het locked-insydroom omzeilt en mijn spruitje aan de praat heeft gekregen.
Het boek beslaat 200 tekstpagina’s, gevolgd door een duizelingwekkende 100 pagina’s aan voetnoten.
Uw boek wekt bij mij de indruk dat planten voelende wezens zijn. Klopt dat?
“Ik vind het waarschijnlijk, maar een feit is het niet, daar is empirisch bewijs voor nodig. Daar zijn we nog steeds naar op zoek. Mijn lopende onderzoek richt zich daarop.”
Toch trekt Calvo verstrekkende conclusies. “Op basis van mijn onderzoek naar planten, die sapient (‘wijs’, red.) zijn, vind ik dat het gangbare denken over wat menselijke intelligentie is, over hoe beslissingen tot stand komen, op de schop moet.”
Daarnaast is de ethiek aan herziening toe. Die gaat meestal uit van de ‘cirkel van compassie’, de kring van wezens met wie we rekening horen te houden. Die cirkel is in de afgelopen eeuw verruimd: we voelen niet alleen mee met medemensen, maar ook met een uitdijend aantal diersoortendieren, want ze kunnen allemaal lijden.
De belangrijkste denker in dit verband, de ethicus Peter Singer, dacht daarbij in de eerste plaats aan mensapen, maar ook andere dieren hoorden gevrijwaard te blijven van pijn. Zo werd Singer de profeet van het veganisme.
Bij Singer vielen planten buiten de morele boot, omdat ze geen pijn voelen. Daar is Calvo het niet mee eens. Volgens hem schreeuwen planten het niet uit, en wegrennen zit er niet in, maar ze vertonen wel ‘vermijdingsgedrag’ en ‘gecoördineerde reacties door zenuw-achtige systemen’. Ook het spruitje lijdt onder stress. “Daarom hoort de cirkel van compassie verruimd te worden naar planten. Verplaats je maar eens in hen.”
De term ‘plantaardig’ klinkt lief, maar is volgens Calvo voor planten helemaal niet zo aardig. De alom bepleite transitie van dierlijk naar plantaardig voedsel reduceert de uitstoot van broeikasgassen, maar niet het leed: dat wordt afgeschoven van dier naar plant. Vegetariërs, en al helemaal veganisten die ervan overtuigd zijn dat hun levensstijl het minste leed berokkent, vallen moreel door de mand. Zelfs een kom salade is een slagveld.
“Ik bezorg veganisten hoofdpijn”, zegt Calvo. “Planten zijn niet ethisch veilig om te eten, ze hebben subjectieve ervaringen. Dat gooit de morele superioriteit van veganisten omver. Dat is een moreel dilemma, en niet alleen voor hen, daar voel ik me ook onprettig bij. Maar moet ik daarom afzien van mijn onderzoek?”
Wat kan ik nog eten als dieren en planten afvallen?
“Daar heb ik geen helder antwoord op.”
Waar hebt u mee ontbeten, vanmorgen?
“Koffie en toast met olijfolie.”
Ik vrees dat de koffiestruik, de tarweplant en de olijfboom daaronder hebben geleden.
“Ja, dat is waarschijnlijk gevoelig, al is nog niet empirisch aangetoond dat ze pijn voelen. Stress ervaren ze wel, dat is zeker.”
Als je dieren en planten niet meer kunt eten, dan kun je net zo goed álles eten, want je wilt niet van de honger sterven en geleden wordt er toch.
“Ik ben inderdaad omnivoor. Maar daar past een nuancering bij. Je hebt gradaties van lijden. In mijn menukeuzes houd ik daar rekening mee.”
Wat wordt uw warme maaltijd vandaag?
“Ik kijk niet naar of iets plantaardig is of dierlijk, maar onverschillig ben ik niet. Ik stel de vraag: heeft de levensvorm die op mijn bord ligt, stress beleefd die voorkomen had kunnen worden?
“Dat geldt voor de kip en het spruitje. We zijn heel goed in het exploiteren van dier en plant. Over de dieren zijn we al anders gaan denken, maar ik vind dat we onze ogen niet mogen sluiten voor de uitbuiting van planten. Verdienen ze rechten? Ik zie ze als ethische entiteiten. Wij, mensen, hebben de plicht om hun welzijn te verbeteren.”