Zes inzichten over de huiskat

Een eigenzinnige einzelgänger: lang was dat het imago van Felis catus, de huiskat. Maar een reeks vernuftige experimenten slaat dat beeld aan diggelen. Aan de vooravond van Dierendag wordt het tijd om vast te stellen: uw kat is veel socialer dan u beseft.

Door Maarten Keulemans

28 september 2024, 05:00

Welke inzichten zijn we zoal rijker? Een overzicht aan de hand van zes punten.

1

Ze zijn groepsdieren en maken vrienden

De kat, solitair? Niet helemaal. Is er eten in overvloed, dan gebeurt er iets wonderlijks: katten vormen groepen. ‘Net zoals leeuwen, matriarchaal georganiseerd, rondom de vrouwtjes’, vertelt Vinke. ‘De katers hangen er wat meer omheen. Die hebben part noch deel aan de groep.’

‘De leeuw en de huiskat zijn de enige twee katachtigen die deze sociale structuur hebben’, zegt Losos. ‘Vooral de vrouwtjes likken elkaar, spelen met elkaar, slapen samen. Ze helpen elkaar soms zelfs bij de geboorte van hun nestjes, en zorgen voor elkaars kittens.’

Heuse kattenvriendschappen kunnen zo ontstaan. In een klassiek geworden onderzoek gingen biologen van de Universiteit van Florida ertoe over een kolonie van 28 katten uitgebreid te observeren. Al snel werd duidelijk dat er logica zat in wie met wie optrok: vooral verwante katten en katten die elkaar al langer kenden zaten bij elkaar en wasten elkaar.

En let op die staarten. In Rome turfden biologen in een grote binnentuin wat ze wetenschappelijk noemden ‘staart-omhoog-gebeurtenissen’ binnen een groep van negen katten. Het omhoogsteken van de staart is een begroeting, stelden ze vast, maar ook de kattenmanier om respect over te brengen: jouw status is hoger dan die van mij.

Beroemd werd het experiment dat bioloog John Bradshaw van de Universiteit van Bristol samen met documentairemakers van de BBC uitvoerde in een dorp in Surrey. Vijftig huiskatten werden uitgerust met zenders en camera’s, zodat de onderzoekers hun nog goeddeels onbekende leven buitenshuis konden documenteren. Sommige katten bleken bevriend, andere ontliepen elkaar juist, onder meer door op verschillende tijdstippen naar buiten te gaan. Een goed georganiseerd sociaal leven.

‘In het onderzoek is het lang een onderbelicht onderwerp geweest’, zegt Vinke. ‘Maar je hebt echt persoonlijke voorkeuren van individuele dieren voor elkaar.’

2

Ze kunnen praten en bespelen uw ouderinstinct

De eerste kat moet zo’n 5- tot 10 duizend jaar geleden zijn komen aanlopen, bij de vroegste prehistorische landbouwers in het Midden-Oosten. In 2004 vonden archeologen op Cyprus een graf met daarin het skelet van een mens én een kat: in ongeveer 7.500 voor Christus werden ze samen begraven.

Ziedaar de Afrikaanse wilde kat (Felis lybica), die afkwam op de muizen die op hun beurt werden aangetrokken door de granen van de prehistorische boeren. Het zal selectie hebben gegeven op tammere, sociale katten, denkt Losos – die groepsvorming weer. ‘Want als er genoeg voedsel is voor iedereen, heeft het geen zin om met elkaar te vechten.’

Maar terwijl honden drastisch van uiterlijk zijn veranderd, bleven katten opvallend hetzelfde. ‘De gemiddelde huiskat is genetisch echt niet zo anders dan de wilde kat’, zegt Losos. ‘Als een Afrikaanse kat door je tuin zou lopen, zou je niet meteen denken aan een exotisch Afrikaans dier, maar denken: wat een leuke kat loopt daar, zo een zie je niet vaak.’

Ziet u het verschil? Dit is een Afrikaanse wilde kat.

Toch is ook de kat veranderd – en niet alleen de raskatten. Dat is alleen al te zien aan de stukken wit die veel huiskatten in hun vacht hebben. De biologische machinerie voor ‘minder stresshormoon’ is door toeval nauw verbonden met genen voor ‘witte vacht’. Met als gevolg dat tamme zoogdieren vaak stukken wit hebben.

Of neem hun miauw, vertelt Losos. Huiskatten hebben een hogere, kortere miauw dan de Afrikaanse wilde kat. Raar, vond ook onderzoeker Nicholas Nicastro (Cornell Universiteit). Hij liet de geluiden horen aan proefpersonen zonder te zeggen welke kreet bij welke kat hoorde en ontdekte: mensen vinden de huiskat aangenamer klinken dan de wilde kat. ‘Dat geeft aan dat katten hun miauw hebben veranderd om plezieriger te klinken’, zegt Losos.

Het miauwen van een wilde kat.

Plus dat katten verschillende miauwtjes hebben: ‘ik heb honger’ klinkt anders dan ‘ik wil naar buiten’. Losos: ‘Als ik het een taal zou noemen, zou ik problemen krijgen. Maar bij experimenten met opgenomen gemiauw blijken baasjes ongeveer 60 procent van de keren te begrijpen wat hun kat bedoelt. Willekeurige proefpersonen overigens niet. Het lijkt er dus op dat katten en mensen samen een privétaal ontwikkelen, die alleen zij begrijpen.’

‘Spectaculair’, vindt Losos een ontdekking van hoogleraar diercognitie Karen McComb en collega’s van de Universiteit van Sussex. De wetenschappers namen het gespin van tien katten op: spinnend op schoot, en spinnend in de ochtend, ‘als hij op het bed springt en eigenlijk eten wil’, zegt Losos. In het ‘vragende’ gespin zit vaak een hoog geluid, van rond de 380 hertz, de vierde fis-toets op een piano. Een toonhoogte waarvoor mensen hun bed uitkomen: het is ruwweg de toonhoogte van huilende baby’s.

Losos veert op. ‘Ze zijn dus geëvolueerd om ons te manipuleren! Katten weten dat mensen een aangeboren gevoeligheid hebben voor dit geluid en gebruiken het om onze aandacht te krijgen. Er zit een huilende baby in hun gespin. Ze boren ons ouderinstinct aan.’

‘Er zit iets onhandigs in, iets aandoenlijks’, verklaart Vinke de aantrekkingskracht van katten op de mens. ‘En er is natuurlijk de kattenkop, met die grote vrolijke ogen en die pluizige oortjes. Dat werkt als een tierelier op ons kindjesschema.’

3

Ze snappen u en zijn soms jaloers

Niet verwonderlijk dus dat mensen die tegen hun kat praten, dat doen op dezelfde vrolijke, hoge toon die we ook gebruiken voor baby’s, maakten onderzoekers van de Nanterre Universiteit in Parijs op uit geluidsopnamen van mensen die tegen hun kat praten. Opvallend: man of vrouw, iedereen doet dit.

En uw kat snapt het. Bij een ander experiment speelden de Parijse onderzoekers voor een groep proefkatten de opgenomen stemmen af van hun baasje, met een hoge of normale stem. Bij de hoge stem kwam er meer reactie: staarten gingen omhoog, oortjes begonnen te draaien. Op de hoog pratende stemmen van wildvreemden reageerden ze echter niet. Katten herkennen hun baasje.

Maar zouden Momo, Vlek en Simba ook hun naam herkennen? Japanse onderzoekers onder leiding van psycholoog Atsuko Saito lieten baasjes een reeks min of meer gelijk klinkende woorden opzeggen, met daartussen de naam van hun kat. Bij het horen van hun naam spitsten de katten de oren – of nou ja, soms. Ongeveer een op de drie gaf geen sjoege, ging wat anders doen of viel in slaap.

Zo zit dat met katten, weet Vinke. ‘Ze herkennen stemmen en namen. Ze kunnen naar je gezicht kijken, je aankijken.’ Maar maak er niet te veel van, waarschuwt ze: ‘Dit gedrag wordt door ons gewaardeerd. Het kan best dat de kat dat doorheeft, en ons om die reden aankijkt. Katten zijn vooral heel mensgericht als ze je nodig hebben.’

Houden ze eigenlijk wel van mensen? Aan de Unity Universiteit in de Verenigde Staten probeerde zoöloog Kristyn Vitale een klassiek experiment voor baby’s na te doen met kittens: het baasje zette de babykatjes in een vreemde kamer, ging weg en kwam na een paar minuten terug. De meeste kittens reageerden sterk op het baasje, snuffelden, gaven kopjes en gingen daarna weer op verkenning, kennelijk meer op hun gemak. Bij een andere proef liet Vitale huiskatten kiezen: voer, een speeltje, een lekkere geur, of omgang met een mens. Opvallend genoeg ging een kleine meerderheid van de katten eerst af op de mens, zelfs nog voor hun etensbakje.

De Japanse groep intussen meende in het gedrag van huiskatten zelfs sporen van jaloezie te zien. Pesterig lieten ze baasjes liefdevol een pluchen nepkat aaien, onder de ogen van hun kat. Meerdere katten stapten op de knuffel af, snuffelden eraan en gaven kopjes – al probeerden ze niet, zoals jaloerse honden doen, hun baasje van de namaakpoes te scheiden. Op het aaien van een pluchen kussen reageerden de katten niet.

4

Ze herkennen emoties (of nou ja, een beetje)

Alweer zo’n experiment dat elke kattenliefhebber zelf thuis kan doen: de proef met de enge ventilator. In Milaan zetten onderzoekers baasjes met hun kat in een ruimte met een ventilator met flapperende sliertjes eraan. Nadat de katten waren gewend aan de kamer ging de ventilator aan. Soms trok het baasje zich, gespeeld bang, terug in een hoekje; soms deed het baasje juist alsof hij de ventilator leuk vond.

De katten reageerden. Acht op de tien katten keken naar het baasje, kennelijk op zoek naar aanwijzingen wat nu te doen. Meer dan de helft keek zelfs meerdere keren vertwijfeld heen en weer tussen de ventilator en het baasje. En bij de bange baasjes deden de katten dat iets vaker, al was het verschil niet enorm.

Katten herkennen stemmingen van mensen, maar eerlijk is eerlijk: denderend invoelend zijn ze nu ook weer niet, blijkt keer op keer. In een klassiek experiment observeerden twee Zwitserse psychologen 96 neerslachtige mensen thuis met hun kat. De katten die bij hun bedroefde baasje zaten, gaven significant meer kopjes en leunden meer tegen hun baasje aan.

Wat schattig! Ze komen je troosten! Helaas blijkt bij herlezing van het onderzoek dat een andere belangrijke bevinding gaandeweg een beetje in vergetelheid is geraakt. De katten kwamen namelijk niet bepaald op hun baasje afgestapt. Het waren de neerslachtigen zelf die hun kat erbij pakten. ‘De kat gedraagt zich min of meer hetzelfde, ongeacht hoe de mens zich voelt’, noteerden de Zwitsers.

Niks hoogsensitieve wezens dus. Het zijn net mannen, die katten. Ze voelen andermans emoties best aan, als je ze er eerst maar expliciet op wijst. Net als bij het experiment waarbij het baasje vrolijk of boos kijkend op de grond ging zitten, pontificaal in zicht van de kat.

Er zijn aanwijzingen dat een kat sterke emoties, letterlijk, kan ruiken. Bij een opmerkelijk experiment brachten Italiaanse onderzoekers vrijwilligers met filmpjes in een angstige, blije of neutrale gemoedstoestand, terwijl ze hun zweet opvingen met watten onder de oksels. Daarna mochten katten aan de watten snuffelen. Bij de emotie ‘angst’ bleven de katten langer snuffelen, opvallend genoeg vooral met hun rechterneusgat, wat er misschien op duidt dat ze emoties per hersenhelft anders verwerken.

Katten kunnen emoties ruiken.

Katten, zegt Vinke, communiceren vaak via signalen zoals geuren, die domweg nog niet goed in de experimenten zitten. ‘We zijn er nog niet, met de kat’, zegt ze. ‘Ik twijfel niet zozeer aan de emoties of de cognitie van de kat, ik twijfel aan ons vermogen om ze waar te nemen.’

5

Ze schuilen graag, ook als u ze gewoon kunt zien

Best denkbaar dat u dit leest om het harige lijf van uw kat heen, die zich heeft neergevleid op de krant (of als u dit digitaal leest, op uw laptop). Om de aandacht te trekken natuurlijk, ‘die kat met z’n dikke kont op je krant’, zegt Vinke. Maar mogelijk zit er nog iets achter.

Alweer een jaar of negen geleden trok Vinke de aandacht met een opvallend experiment: ze testte het stressniveau van negentien asielkatten die al dan niet een kartonnen doos in hun kooitje kregen. De katten mét doos zaten daar graag, hadden minder stress en waren na het verblijf in het asiel sneller van de stress af dan katten die geen schuildoos hadden. Dat ging de wereld rond: eindelijk ontdekt waarom katten graag in dozen zitten. ‘Al wilde iedereen vooral foto’s van ons experiment hebben’, beklaagt onderzoeker Vinke zich.

Misschien herinnert de doos de kat aan de geborgenheid als kitten in een veilig nestje. Of het heeft iets te maken met het feit dat katten ‘hinderlaagpredatoren’ zijn, dieren die ergens verstopt afwachten tot er een prooi langskomt. Dat kan ook mede verklaren waarom katten graag op tafels, stoelen, leuningen, schuttingen of zelfs op schoot zitten: lekker hoog, geen muis die ze daar ziet.

Nieuwere waarnemingen suggereren dat de zaak met de dozen nog vreemder in elkaar steekt: katten hebben al genoeg aan een vórm die beschutting suggereert. Zoals de afgeronde vorm van een A4’tje, een laptop of een krant. Zelfs de optische illusie van een vierkant, aangegeven door vier rondjes met een hoekje eruit, is al genoeg om katten aan te trekken, ontdekten Oostenrijkse gedragsonderzoekers.

Zelfs een optische illusie biedt beschutting. 

Foto Tara McCready

‘Er zijn nu een paar onderzoeken die inderdaad lijken aan te tonen dat vaste omlijning ze een veiliger gevoel geeft’, zegt Vinke, die stilletjes broedt op een eigen vervolgexperiment. Nuttig om te weten, ‘want zou het niet supermooi zijn als je bijvoorbeeld katten in het asiel een groter veiligheidsgevoel kunt geven, gewoon met een geschilderd vierkant op de grond?’

6

Ze jagen, ook op uw onderbroek

Het is de vraag die Vinke het vaakst krijgt, vertelt ze. Wat bezielt katten om hun prooi mee te zeulen? Want vervloekt zij de kat die z’n vangsten de slaapkamer binnenbrengt: sta je opeens midden in de nacht een nog stuiptrekkende muis op te rapen. Het markeert de spagaat waarin Felis catus staat: jager en nachtelijke vrijbuiter aan de ene kant, spinnende huismus en goeiige bon vivant aan de andere kant.

‘Ten eerste: de kat is een sublieme jager, gespecialiseerd in kleine prooidieren. Hij is nog steeds hoog gemotiveerd om dat te doen’, zegt Vinke. Maar katten hebben ook ‘een klein maagje en een kort darmstelsel, ingesteld op kleine hapjes’, zegt ze. ‘Dus wat is het dan fijn om als je een prooi gevangen hebt, die alvast klaar te leggen in je kernterritorium: onder het bed.’ Ook fretten en marterachtigen hebben kleine maagjes en leggen dit soort voorraden aan, zegt ze.

Maar Losos twijfelt. Je wéét het niet, wat zo’n kat bezielt. ‘Er zijn meerdere ideeën over. Mijn favoriete verklaring is dat de kat je als een soort familielid ziet, en je probeert te leren hoe je moet jagen.’ Of misschien gaat het hem gewoon om de aandacht: leuk, al die reuring in huis. Dat zou ook verklaren waarom katten soms geen prooi meenemen, maar iets heel anders. In de nieuwsluwe zomer van drie jaar geleden haalde zo’n voorval in Assen de krant: een poes genaamd Lotje bleek er de wasrekken leeg te roven.

Dat gebeurt vaker, constateert Vinke, die zich onlangs samen met de Leidse bioloog Auke-Florian Hiemstra boog over het fenomeen van de ‘kleptokat’. Aanleiding was een fotoboek over drie Spaanse katten die ’s nachts in de buurt sokken, onderbroeken en babyspeelgoed stalen. Als ‘een soort surrogaatslachtoffertje’, of om mee te spelen, denkt Vinke.

Zo blijkt de kat een stuk hondachtiger dan verwacht. Vorige maand nog bestudeerden onderzoekers spelgedrag van mensen met hun huisdier. Opvallende conclusie: vier op de tien katten vinden het leuk om weggegooide speeltjes te apporteren.

‘Het besef begint steeds meer in te dalen dat katten een partnerschap met ons aangaan, niet heel anders dan honden’, zegt Losos. ‘Ik ben er altijd erg bewust van dat ze me manipuleren. Ze trainen ons, net zozeer als wij hen trainen.’